Zonder adequaat, ondersteunend beleid zal de landbouwtransitie voor veel boerenbedrijven niet haalbaar zijn. Dat is de belangrijkste conclusie van het WUR-rapport “Uitwerking bedrijfstypen voor duurzame landbouw: melkveehouderij en akkerbouw”, dat naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Het rapport, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV, komt met enkele zorgwekkende conclusies, die politici en overheden dwingen tot het maken van heldere keuzes als het gaat om toekomstig landbouwbeleid. Wat LTO betreft moet er gekozen zijn. Of investeren in beleid dat ondernemers economisch perspectief biedt, óf doelen weer loslaten die zonder faciliterend beleid economisch niet haalbaar blijken te zijn.
Desastreuze bedrijfseconomische effecten
LTO trekt twee belangrijke conclusies uit het onderzoek voor toekomstige politieke besluitvorming. Voor milieu, water, biodiversiteit en klimaat liggen er concrete opgaven, inclusief deadlines. Maar voor het beleid dat hieraan ondersteunend moet zijn, is dat niet het geval. Om doelen te halen is het van cruciaal belang dat er op korte termijn een inhaalslag gemaakt gaat zijn met beleid dat economisch perspectief aan ondernemers biedt.
Verder blijkt uit het onderzoek dat de geanalyseerde maatregelpakketten effectief zijn om emissiereducties te realiseren, maar dat dit gepaard gaat met zeer negatieve financiële gevolgen. De continuïteit van een groot deel van de agrarische bedrijven is hierdoor bedreigd. Zonder ondersteunend beleid zal de transitie voor deze bedrijven niet haalbaar zijn. Desondanks blijkt ook dat, wanneer het vakmanschap en de innovatiekracht uit de sector zijn gecombineerd met een stimulerende beleidsaanpak, de transitie wél mogelijk is. Of en hoe inkomensverliezen zijn gecompenseerd is dus een politieke keuze.
Opzet onderzoek
Het onderzoek, waar LTO een jaar geleden samen met andere organisaties toe opriep, maakt duidelijk welke bedrijfseconomische effecten bepaalde beleidskeuzes hebben. Zowel vastgestelde maatregelen (onder andere 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, GLB) als mogelijke nieuwe maatregelen zijn doorgerekend op standaardbedrijfstypen in de melkveehouderij en akkerbouw. Daarbij is gekeken naar impact op natuur-, klimaat- en milieudoelen, én naar de bedrijfseconomische effecten. Het rapport is gebaseerd op werkelijke bedrijfseconomische cijfers en de doorrekening hiervan. Hoewel de cijfers niet rechtstreeks zijn door te vertalen naar ieder individueel bedrijf, bieden de analyses wel harde, inzichtelijke conclusies. LTO waarschuwt al langer voor de verstrekkende economische gevolgen die nieuwe beleidsmaatregelen (7e APN, derogatie) kunnen hebben op het boerenerf.
Bron: LTO Nederland