Vrijdag stuurde minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof twee belangrijke stikstofbrieven aan de Tweede Kamer. Een brief is gericht op uitwerking van de piekbelastersaanpak en de voortgang van PAS-melders. De andere gaat in op de voortgang van de integrale aanpak landelijk gebied, waaronder het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Te weinig duidelijkheid in stikstofbrieven
LTO-voorzitter Sjaak van der Tak: “Over veel onderwerpen wordt in deze brieven nog te weinig duidelijkheid gegeven. LTO vindt dat een gemiste kans. Maar ik ben zeker niet alleen negatief”, vervolgt Van der Tak.
“In de brieven worden een aantal richtingen gekozen waar we als sector goed op voort kunnen bouwen. Waardevol is, bijvoorbeeld, dat de minister inregelt dat de uitkomsten van het mogelijke landbouwakkoord door kunnen werken in de gebiedsgerichte aanpak. Tegelijkertijd wordt de onrust die bij veel boeren en tuinders leeft, met deze stikstofbrieven nog niet weggenomen.”
Uitwerking voor vrijwillige stoppers ontbreekt in stikstofbrieven
Dat geldt bijvoorbeeld voor de stoppersregeling LBV+. De uitwerking daarvan ontbreekt. Ook is onduidelijkheid waar agrariërs aan toe zijn die geen gebruik maken van de vrijwillige regeling. Van der Tak: “Het Kabinet is aan de boeren verplicht om hier transparant over te zijn. Een ondernemer moet weten wat de consequenties zijn als hij een bepaald besluit wel of niet neemt. Je kunt onmogelijk van een ondernemer vragen om een besluit over zijn toekomst te nemen terwijl hij niet kan overzien wat de consequenties van die keuze zijn”.
Perspectief
LTO vind het van belang dat – wanneer de LBV+ stoppersregeling in april wordt gepubliceerd – gelijktijdig ook de regelingen worden gepubliceerd voor boeren die willen verplaatsen, innoveren of extensiveren. Minister Van der Wal spreekt in haar brief over een ‘streven’ om deze regelingen gelijktijdig open te stellen. Dat is een goede intentie, maar voor LTO ook een randvoorwaarde.
Van der Tak: “Het hele keuzepallet moet – zowel inhoudelijk als juridisch – in een keer in beeld worden gebracht. Dat was ook een dringend advies van Johan Remkes. Een boer die overweegt om met zijn bedrijf te stoppen, moet ook weten waar hij aan toe is als hij een andere keuzes maakt, zoals het besluit om in te zetten op innovatie en managementmaatregelen. In een volgende stap moet de uitwerking van die andere regelingen in de pas lopen met de uitwerking van de stoppersregeling.”
PAS-melders
In de Kamerbrief laat minister Van der Wal weten de verantwoordelijkheid voor het legaliseren van PAS-melders zwaar te voelen. De Kamerbrief legt weliswaar prioriteit bij het legaliseren van de PAS-melders, maar deze worden wat LTO betreft nog steeds onvoldoende prioritair verklaard. Van der Tak: “Voor LTO is het een randvoorwaarde dat beschikbare ruimte éérst gaat naar het legaliseren van PAS-melders. Het mag niet zo zijn dat PAS-melders in de waan van de dag alsnog concurreren met andere economische belangen. Wij roepen de minister op om nogmaals klip en klaar te benoemen dat dit inderdaad een dwingende prioriteit is”.
LTO pleit er bovendien voor om de externe verhandelbaarheid van vergunningen tussen landbouw en industrie te reguleren tot nadat de PAS-melders gelegaliseerd zijn. Van der Tak: “Wij roepen het bevoegd gezag op om een bestuurlijke toets in te stellen. Als een opgekochte vergunning aangewend kan worden om een PAS-melder te legaliseren, mag dat niet benut worden voor andere ontwikkelingen”.
2030
De stikstofdoelen worden door het kabinet vijf jaar naar voren gehaald. In 2030 moet de stikstofuitstoot met de helft worden gereduceerd. LTO is en blijft tegenstander van 2030 als doel voor deze niet te overziene ambitie.
Van der Tak: “Eerder heeft het Planbureau voor de Leefomgeving al geanalyseerd dat die ambitie onhaalbaar is. De uitvoeringscapaciteit bij overheden is simpelweg niet toereikend om op deze termijn zorgvuldige gebiedsprocessen te doorlopen. Het zal in praktijk alleen maar leiden tot onrust bij boeren die verstrekkende besluiten moeten nemen en onrust in de gebieden waar ingrepen overhaast moeten worden doorgevoerd. Als het kabinet vasthoudt aan 2030 als doeljaar, koopt ze daarmee haar eigen teleurstelling. Waarom niet die vijf jaar extra nemen zodat gebiedsprocessen zorgvuldig doorlopen kunnen worden en we – als boeren, als regio, als maatschappij en als politiek – een doel bepalen waar ordentelijk naartoe gewerkt kan worden en waarbij iedereen kan worden meegenomen?”
Bron: LTO Nederland