Bij de teelt van gras is naast de drogestofopbrengst, ook de voederwaarde van groot belang. Voor het beperken van emissies speelt een laag ruw eiwit en een laag NDF (Neutral Detergent Fibre is celwandgewicht) een grote rol. In de groeiduur van een snede gras zijn dat vaak tegengestelde parameters. Hoe lager het eiwit, hoe hoger het NDF. Wat is dan het optimum over een groeiseizoen heen?
Om hier inzicht in te krijgen, vindt in 2023 vanuit Praktijkproject Graslandmanagement intensieve meting & monitoring plaats op 5 praktijkbedrijven.
Groeiritme van gras
De groei van gras kenmerkt zich door een sterke opname van stikstof in de eerste periode. Daarna ontstaat door bladontwikkeling en fotosynthese een groeiversnelling. Eerst vooral in de vorming van suikers, afhankelijk van groeiomstandigheden grotendeels omgezet naar celwanden. Gedurende de groei van een snede neemt de droge stof opbrengst toe. Net als de vorming van cellulose, hemicellulose en lignine (NDF).
Voor eiwitvorming is in het verloop van een snede vooral een verdunning te zien. Zo weten we bijvoorbeeld dat het RE-gehalte 3.5-4.5 gr per dag daalt in het verloop van een snede. Door wisselwerking loopt de ene parameter (NDF) op gedurende een snede en daalt de andere (RE). Tegelijkertijd blijft een goede ds-opbrengst van belang voor de eigen voedervoorziening. Daarom worden bij de 5 praktijkbedrijven van alle graslandpercelen, per snede maaien en weiden, afzonderlijk de opbrengst gemeten en de voederwaarde van het verse gras bepaald.
Vers gras als basis
Als gras minder wordt bemest of langer kan uitgroeien, daalt het RE-gehalte, maar stijgt het aandeel NDF. Voor beperking van ammoniak (NH3) is een lager RE-gehalte gewenst in het rantsoen en in grasrijke rantsoenen, dus zowel in het kuilgras als het weidegras. Vaak is dat gras met een iets langere groeiduur. Voor een lagere methaan (CH4)-emissie zijn goed verteerbare producten wenselijk, dus vaak een wat jonger gemaaid gras.
Uit onderzoek op Dairy Campus is bekend dat weidegras met haar hoge verteerbaarheid en specifieke samenstelling, een bijdrage kan leveren aan lagere CH4-emissie. Onder andere omdat het in een jonger stadium wordt geoogst. Maar hoe zit dat met graskuil? Waar ligt bijvoorbeeld het optimum voor een heel seizoen, als het gaat om de totale ds-opbrengst of totale voederwaardeopbrengst bij 4-weekse of 6-weekse maaisnedes? Waar ligt op de 5 praktijkbedrijven dan het optimum qua ds-opbrengst, laag RE en laag NDF? En hoe zit het met de totale toegerekende CO2 -foodprint van de gewonnen kilogrammen droge stof?
Nieuwe kennis en kennis van mechanisme nodig
De data uit deze intensieve monitoring op 5 bedrijven, verspreid over Nederland, wordt in 2024 gebruikt voor een eerste analyse over de optimale snede zwaarte. Niet alleen voor één snede, maar over een heel groeiseizoen. Hierbij is de eerste focus de vraag naar emissiereductie (CH4 en NH3) en wat daarvoor de goede verhouding is tussen ds-opbrengst, ruw eiwit en NDF. Als tweede stap zullen ook de gebruikelijke andere parameters worden vastgelegd en geanalyseerd zodat een compleet beeld ontstaat.
Bron: Verantwoorde Veehouderij