Toeval of niet, maar de slachtingen van koeien kelderen in de laatste week van juli omlaag. Er komt weer zicht op betere tijden in de melkveehouderij. Elke liter extra wordt weer bruikbaar. Wellicht mede ingegeven door de fosfaatrechten die dichterbij komen.
Nog niet eerder was het zo moeilijk om te zeggen waar de prijs van melk heen gaat als in 2016. Het einde van het melkquotum maakte een einde aan de voorspelbaarheid van Europese melkveehouders en daarmee begon de zoektocht naar de beweegredenen van melkveehouders. Vast staat dat een lagere melkprijs geen argument is voor een lagere melkproductie. En steun voor het produceren van minder melk lijkt dat ook niet aan te moedigen.
Een tegenvallende voederwinning, weideseizoen en droogte zijn wel degelijk argumenten voor minder melk. Zowel West-Europa als delen van Oost-Europa kampen met tegenvallers. In West is het plaatselijk te nat, in Oost te droog. Minder melk en lagere gehaltes pakken goed uit voor de vetmarkt. Ook het remmen in de productie van kaas heeft geholpen. Zowel boter, kaas als volle melkpoeder werken zich omhoog en dit vertaalt zich in een vooruitzicht op een hoger rendement vanaf september.
Een kleine tegenvaller in de zomer blijkt de prijs van krachtvoeders en toch wijzen de beurzen nog steeds op lagere prijzen na de nieuwe oogst. Ook komen de fosfaatrechten er aan. Dat zal zijn uitwerking gaan hebben op de mestmarkt. Ook moedigt het minder melk aan en geeft het in 2017 zicht op verder prijsherstel.
In week 31 staat de index weer op 93,10 punten, het 10-jarig gemiddelde is 100. Vanaf september werkt de index zich weer boven de 100 punten uit. Iets wat er aan het begin van het jaar nog niet in zat en wat vooral te danken is aan het succes van melkvet.
Bron: Countus