Het mestbeleid is niet effectief genoeg om overal in Nederland de in Europees verband afgesproken doelen voor schoon oppervlaktewater te halen. Deze doelen komen wel in zicht als de fosfaatbelasting uit de landbouw met 40% wordt verminderd en de stikstofbelasting met 20%. Dit staat echter op gespannen voet met de bemestingsadviezen, zo luiden enkele conclusies van de PBL-Evaluatie van de Meststoffenwet. De huidige aanpak van het mestprobleem loopt dus tegen zijn grenzen aan.
De Meststoffenwet is de Nederlandse uitwerking van de Europese Nitraatrichtlijn, die gericht is op verbetering van de waterkwaliteit door minder vervuiling uit de landbouw. Als gevolg van het mestbeleid wordt het nitraatdoel voor grondwater in het zandgebied gemiddeld wel gehaald, ondanks dat er in deelgebieden sprake is van normoverschrijding. De voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) afgeleide doelstellingen voor fosfor (voor de ecologische kwaliteit het meest kritisch) in het oppervlaktewater worden op de helft van de meetlocaties in het regionale oppervlaktewater echter overschreden, gemiddeld met bijna een factor 2. Landbouwgronden zijn hiervoor de belangrijkste bron. Het oppervlaktewater is dus niet schoon genoeg.
Druk op mestmarkt
De veestapel produceert meer mest dan in Nederland kan worden afgezet. Bijna de helft van deze mestproductie wordt door de boeren op hun eigen bedrijf afgezet. Ongeveer een kwart van de mestproductie gaat naar andere Nederlandse landbouwbedrijven en ruim een kwart moet uit de Nederlandse landbouw of naar het buitenland. De druk op de mestmarkt blijft hiermee onverminderd hoog. De verbetering van de waterkwaliteit staat op gespannen voet met de extra kosten voor de boeren om deze verbetering te realiseren.
Derogatie
Nederland behoort tot de Europese landen die meer mest mogen uitrijden dan volgens de algemene Europese norm is toegestaan. Deze zogenaamde derogatie wordt opnieuw herzien in 2018. De verbetering van de waterkwaliteit en het niet overschrijden van het fosfaatplafond zijn voorwaarden voor de derogatie.
Met krimp van de melkveestapel en het invoeren van fosfaatrechten wil de overheid er nu voor zorgen dat de mestproductie beneden het fosfaatplafond blijft en de Nederlandse landbouw voldoet aan de voorwaarden voor derogatie. Krimp van de veestapel betekent minder druk op de mestmarkt maar heeft geen directe relatie met het gebruik van de hoeveelheid mest en dus de verbetering van de waterkwaliteit. De verwachting is dat bij het huidige beleid de nitraatconcentratie in het zuidelijk zandgebied weliswaar daalt maar de voor 2027 vastgestelde KRW-doelen niet overal worden gehaald. Bij het mogelijk verdwijnen van derogatie stijgen de kosten voor afzet van mest en aankoop van kunstmest met ongeveer € 200 miljoen per jaar.
Beleidsperspectieven
Er zijn mogelijkheden om milieudoelstellingen te halen door efficiënter te bemesten als onderdeel van een goede landbouwpraktijk en door de aanpak van de mestfraude. Dit voorkomt meer ingrijpende veranderingen in de bedrijfsvoering, zoals aanpassingen in gewaskeuzes en krimp van veestapel. Aangezien de beleidsopgaven en de effectiviteit van oplossingsrichtingen sterk uiteenlopen van regio tot regio, vormt een gebiedsgerichte benadering een ander perspectief om de milieudoelstellingen te realiseren. Dat vraagt om maatwerk in de regelgeving en samenwerking met boeren en andere belanghebbenden binnen de regio.