Nederland krijgt bijna €23 miljoen uit een nieuw steunpakket van €500 miljoen voor de zuivel en andere veehouderijsectoren. NMV en DDB vinden het positief dat de Europese Commissie erkent dat de huidige problemen op de zuivelmarkt kunnen worden opgelost door het aanbod aan de vraag aan te passen via een bonus voor melkveehouders die minder produceren.
De bonus van 10 tot 15 cent waarover nu wordt gesproken is echter onvoldoende voor boeren die nu al hun rekeningen niet meer kunnen betalen. Ook zijn NMV en DDB sceptisch over de verdere uitwerking van het steunpakket; de voorgestelde maatregelen zijn onvoldoende, niet goed doordacht en zullen niet het beoogde resultaat hebben.
Uitbreiden interventieperiode
Eén van de maatregelen in het EU-steunpakket is de verlenging van de interventieperiode voor magere melkpoeder tot eind februari 2017. Op dit moment is al meer dan 3% van de melkproductie in de EU, dus meer dan de totale meerproductie in 2015, met subsidie van de Europese Commissie opgeslagen. NMV en DDB verwachten dan ook dat het verlengen van de interventiemaatregelen geen enkel positief effect zal hebben.
Evenwicht
NMV en DDB vinden het positief dat de Europese Commissie erkent dat de huidige problemen op de zuivelmarkt kunnen worden opgelost door het aanbod aan de vraag aan te passen via een bonus voor melkveehouders die minder produceren. De bonus van 10 tot 15 cent waarover nu wordt gesproken is echter onvoldoende voor boeren die nu al hun rekeningen niet meer kunnen betalen. En dat is al zo’n 40% van de Nederlandse melkveehouders. De vaste kosten lopen gewoon door, ook als er minder melk wordt geproduceerd en liggen ver boven 15 cent. Als vanuit de nationale enveloppe deze vergoeding wordt aangevuld tot 30 cent voor iedere kilogram melk die minder wordt geproduceerd is het voor individuele melkveehouders aantrekkelijker hieraan mee te doen. Nu blijven veel melkveehouders uit pure noodzaak produceren.
Verder is de hoeveelheid melkproductie die men zo uit de markt wil nemen volstrekt onvoldoende. Om de markt in evenwicht te brengen moet er minstens 6% in een half jaar tijd uit de markt worden genomen.
Inperking
Minstens zo belangrijk als een adequate bonus voor melkveehouders die hun productie vrijwillig willen verlagen, is het opleggen van een individueel productieplafond aan niet-deelnemende melkveehouders. Dit betekent dat zij hun melkproductie niet uit mogen breiden in de periode dat de maatregel om melkproductie uit de markt te nemen, loopt. Dit kan door melkveehouders die hun productie uitbreiden een heffing op te leggen. Hiermee wordt voorkomen dat de reductie van het aanbod teniet wordt gedaan door niet-deelnemende melkveehouders. Zonder deze inperking van de ambities van melkveehouders die hun productie willen uitbreiden tijdens de reductieperiode is dit hulppakket opnieuw een verspilling van heel veel geld.
Nationale enveloppe
NMV en DDB vinden het positief dat de EU Commissie de regeling in de gehele EU wil open stellen. Dat komt de Europese gedachte en de doelstelling van het GLB ten goede. Er moet echter worden voorkomen dat de zuivelindustrie of commerciële instanties invloed kunnen uitoefenen op melkveehouders of de hoogte van de bonus die is ontvangen. Er mag geen herverdeling van melkgeld ontstaan zoals in het nabije verleden in een aantal EU lidstaten gebeurde na de uitkering van het geld uit het hulppakket van september 2015. Van dat steunpakket is overigens nog geen cent aangekomen bij de Nederlandse melkveehouders. Met het geld uit de nationale enveloppe voor Nederland zijn secundaire projecten gefinancierd en de salarissen van adviseurs en projectmedewerkers betaald. Dit moet niet nog eens gebeuren.
Te laat
Daarnaast is ook de technische uitvoering van de regelingen van groot belang: Er moet vanaf het begin duidelijkheid zijn over de hoogte van de bonus, de periode maar ook wanneer de bonus wordt uitgekeerd. Als de bonus pas na afloop van de regeling wordt berekend en uitgekeerd, zullen melkveehouders niet in staat zijn mee te doen. Het ontbreekt hen aan iedere vorm van reserves of tegoeden waarmee zij de krimp in productie eerst binnen het bedrijf kunnen voorfinancieren. Daarvoor is het al veel te laat.
Fosfaatplafond
Voor de Nederlandse melkveehouderij heeft het voornemen om melkproductie voor een vergoeding uit de markt te nemen nòg een voordeel. Er wordt zo ook minder mest geproduceerd waardoor de Nederlandse melkveehouderij weer snel onder het fosfaatplafond kan komen. Dit kan van doorslaggevend belang zijn voor de komende derogatie-onderhandelingen zijn. Dit is ook al in september 2015 voorgesteld, maar toen was de financiering van projecten van de zuivelindustrie belangrijker dan het oplossen van het melkprijs- en mestoverschot probleem.
Sceptisch
Al met al zijn NMV en DDB sceptisch over de verdere uitwerking van de voorstellen: De maatregelen zijn onvoldoende en niet goed doordacht en zullen niet het beoogde resultaat hebben als niet alle melkveehouders en partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Er moet fors ingezet worden op melkproductievermindering. Het volume op de markt moet gezamenlijk worden verminderd, de maatregelen moeten helder zijn en snel worden doorgevoerd. Anders gaat dit alleen maar heel veel geld kosten zonder enig effect en blijft de crisis op de melkmarkt voortbestaan.
Bron: Nederlandse Melkveehouders Vakbond