Agrifirm Exlan stelde in opdracht van melkveehouders, ruim 1500 kringloopwijzers over 2015 op. Het verplichtende karakter, vanuit de zuivelindustrie, mag de veelheid aan managementinformatie die het oplevert voor melkveehouders niet overschaduwen. Agrifirm Exlan analyseert de resultaten en brengt daarmee sterke en zwakke punten van een melkveebedrijf in beeld.
Bedrijven vergelijken
Met de resultaten van de kringloopwijzer kan een melkveehouder zijn bedrijf vergelijken met andere bedrijven onder vergelijkbare omstandigheden. Lastig is dat de omstandigheden, waaronder in Nederland melkveehouderij bedreven wordt, veel van elkaar verschillen. De resultaten lenen zich wel prima voor verbeterplannen op het eigen bedrijf.
Kilo’s melk per kilo fosfaat
Het nieuwe kengetal ‘kg melk per kg fosfaat’ wordt steeds belangrijker. Bedrijven die mest moeten verwerken en waarvan groeimogelijkheden beperkt worden door grondgebondenheid, moeten sturen op dit kengetal. Een positieve verbetering levert veel geld op. Het verschil tussen het gemiddelde en de 25-procent beste bedrijven bedraagt 34 kilo melk per kilo fosfaat. Bij een fosfaatruimte van 4500 kilo kunnen de 25-procent beste bedrijven dan 153.000 kilo melk extra produceren.
Maatregelen treffen relatief eenvoudig
Om te komen tot een beter kengetal zijn simpele aanpassingen mogelijk. Zo leidt een hogere melkproductie per koe tot een positief effect. Een gezonde veestapel, goed ruwvoer en een uitgebalanceerd rantsoen vormen de basis.
Jongvee produceert wel fosfaat, nog geen melk. Sturen op een lager vervangingspercentage maakt het benodigde aantal stuks jongvee lager. Gezond vee en een hoge levensproductie vormen hierbij de basis. Met een goede jongvee-opfok wordt de opfokperiode verkort, wat weer resulteert in minder niet melkgevende dieren en dus in meer melk per kilo fosfaat.
Bij een zo goed mogelijke fosfaatbenutting speelt ruwvoer de belangrijkste rol. Ruwvoer vormt het grootste deel van een rantsoen. Naast goed en passend ruwvoer, wordt het rantsoen geoptimaliseerd met bijproducten en krachtvoer. Hierbij moet gelet worden op de P/VEM verhouding van de voedermiddelen.
Ruwvoerkwaliteit
Sturen op fosfaatefficiëntie begint bij de ruwvoerteelt en het hebben van een teeltplan. Deze maakt inzichtelijk hoeveel ruwvoer geteeld moet worden en met welke kwaliteit. Dit bepaalt het oogstmoment. Deze voorwaarden maken het mogelijk om de bemesting hierop aan te passen. Grondsoort, fosfaatbeschikbaarheid en de weersomstandigheden bepalen de keuzes. De variatie in fosfaatbeschikbaarheid maakt het ene perceel geschikter voor maïsteelt dan voor gras. Bij een hoge fosfaatbeschikbaarheid zorgen zwaardere sneden in een lager fosforgehalte per kilo droge stof gras. Bij zwaardere sneden gras staat wel de kwaliteit (VEM) onder druk. Een korte veldperiode en natter gewas hebben een positief effect.
Oorzaak verschillen
Veel verschillen zijn te wijten aan aandacht die melkveehouders aan ruwvoerwinning besteden. Natuurlijk is soms sprake van pech, vaak blijkt vakmanschap hier toch wel de onderscheidende factor. Zeker als men de melkkoeien weidegang aanbiedt. Dan valt een hoge efficiëntie te realiseren, er moet meer moeite voor gedaan worden.
De experts van Agrifirm Exlan analyseren met de veehouder de kringloopwijzer en stellen waar mogelijk verbeterplannen op.
Bron: Agrifirm Exlan