China heeft een steeds toenemende honger naar melk. De melkconsumptie in China is in 2050 naar verwachting zo’n drie keer hoger dan nu. De vraag is waar deze melk geproduceerd gaat worden: binnen of buiten China? Welke scenario’s zijn er en wat zijn daarvan de gevolgen?
Een team van onderzoekers uit China, Wageningen, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk heeft berekend wat deze toenemende melkconsumptie betekent voor onder andere de internationale handel in melk en veevoer, het landgebruik, en de emissies van broeikasgassen en stikstof.
Het onderzoek werd geleid door de in Wageningen gepromoveerde hoogleraar Lin Ma van de Chinese Academy of Sciences. Vanuit Wageningen waren Gerard Velthof, Oene Oenema en promovendus Zhaohai Bai betrokken. Ook Fusuo Zhang van de China Agricultural University deed mee; hij krijgt binnenkort in Wageningen een eredoctoraat bij het 100-jarig bestaan van de universiteit.
De almaar toenemende internationale handel in landbouwproducten heeft wereldwijd negatieve gevolgen voor het landgebruik, de nutriëntenkringloop en de uitstoot van broeikasgassen. Op dit moment wordt bijna een kwart van alle voedsel dat voor menselijke consumptie wordt geteeld, internationaal verhandeld. De handel in veevoer (vooral soja en mais) is verantwoordelijk voor een groot deel van de wereldwijze ontbossing en afname van biodiversiteit. Tegen deze achtergrond is het dus niet alleen belangrijk om te bepalen waar de melk voor China wordt geproduceerd, maar ook waar het benodigde veevoer vandaan komt. Als alle extra benodigde melk bijvoorbeeld in China zelf wordt geproduceerd, zal de invoer van veevoer zo ongeveer verviervoudigen, en de uitstoot van broeikasgassen verdubbelen.
Een van de scenario’s die de onderzoekers doorrekenden was een scenario waarbij 75 procent van de benodigde melk straks in China wordt geproduceerd (volgens de huidige werkwijze) en 25 procent wordt geïmporteerd uit Europa, Nieuw-Zeeland en Verenigde Staten. Dat zou inhouden dat er in 2050 wereldwijd zo’n 30 procent meer grond nodig is om veevoer voor de melkveehouderij te verbouwen, met als gevolg dat de mondiale uitstoot van broeikasgassen uit de melkveehouderij met zo’n 35 procent zal toenemen, en die van stikstof uit de melkveesector met bijna 50 procent. Als alle extra benodigde melk in andere delen van de wereld zou worden geproduceerd en naar China geëxporteerd, dan zou dat in Europa, Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten leiden tot een gigantische toename van het benodigde areaal voor veevoer. Alleen al in Europa zou daarvoor bijna 40 procent extra land in gebruik moeten worden genomen. Maar zo veel ruimte is niet beschikbaar zonder grote wijzigingen in het totale landgebruik in Europa. Bovendien zouden de emissies van broeikasgassen en stikstof met enkele tientallen procenten toenemen, waardoor niet voldaan kan worden aan internationale milieurichtlijnen.
“Dat zijn dus geen realistische scenario’s,” zegt Gerard Velthof van Wageningen Environmental Research. “Als je de effecten op het milieu en het landgebruik zoveel mogelijk wil beperken, moet de efficiëntie van de melkproductie in China toenemen tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van toonaangevende landen op het gebied van de melkproductie, zoals Nederland. In vergelijking met de huidige werkwijze leidt dat tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassen met zo’n 10 procent, en van het landgebruik met 30 procent. En hoewel dat grote uitdagingen met zich meebrengt, is het wel degelijk mogelijk. Er zijn bijvoorbeeld concrete verbeteringen mogelijk in het graslandbeheer en het omgaan met de mestproblematiek in China. Maar: zelfs bij een sterk verbeterde efficiëntie van de melkveehouderij in China, nemen de mondiale emissies van broeikasgassen en stikstof uit de melkveesector toe met z’n 20 tot 25 procent. De voorspelde toename in de melkbehoefte in China zal hoe dan ook wereldwijd grote gevolgen hebben.”