In het eerste kwartaal van 2017 nam de melkproductie in de EU af met 1,1% in vergelijking tot dezelfde periode vorig jaar. Na een aanzienlijk prijsherstel in het laatste kwartaal van 2016 bleef de gemiddelde Europese melkprijs in de eerste helft van 2017 op een stabiel niveau. De prijsverschillen tussen botervet en eiwit lopen nog verder uiteen dan in het vorige kwartaal.
Situatie in Nederland
Na een prijsherstel in het laatste kwartaal van 2016 is de Nederlandse melkprijs in de eerste zes maanden van 2017 stabiel gebleven. In de eerste drie maanden van dit jaar lag de productie nog 0,6% boven het niveau van vorig jaar, maar in april en mei daalde de productie met 0,5% ten opzichte van dezelfde periode in 2016. Deze daling werd veroorzaakt door de invloed van de GVE-regeling.
GVE-regeling
De resultaten over de eerste en tweede periode van het fosfaatreductieplan zijn goed te noemen, met een behaalde fosfaatreductie van 7,1 miljoen kilo. Hierdoor is de GVE-reductiedoelstelling voor de derde periode vastgesteld op 12%. Dit zorgt ervoor dat de sector op koers ligt voor het behalen van de beoogde fosfaatreductie en behoud van de derogatie.
Terugblik: prijsverschil tussen botervet en eiwit loopt verder op
Het prijsverschil tussen botervet en eiwit bereikte vorige kwartaal al recordhoogtes. Dit verschil is de eerste vijf maanden van dit jaar nog verder opgelopen. Figuur 1 toont aan dat het prijsverschil tussen boter en magere melkpoeder tussen januari en begin juni is opgelopen van circa € 2.100 tot € 3.000 per ton. De prijzen voor boter stegen gedurende deze periode tot niveaus boven € 4.900 per ton. Deze stijging heeft verschillende oorzaken:
- groeiende vraag naar botervetten als ingrediënt voor de voedingsmiddelenindustrie
- afnemende populariteit van margarines
- lagere boterproductie, die 4,5% lager ligt dan in dezelfde periode vorig jaar
Na een dalende trend in de eerste maanden van 2017 is de prijs voor mager melkpoeder in de loop van het tweede kwartaal weer hersteld. Op 1 juni noteerden de prijzen voor mager melkpoeder ongeveer € 1.900 per ton, een stijging van 15% ten opzichte van dezelfde periode in 2016. Hierdoor zijn Europese verwerkers minder geneigd om mager melkpoeder voor interventie aan te bieden. In eerste vijf maanden is 7.937 ton toegevoegd aan de bestaande voorraden van 350.000 ton, voornamelijk door Letland. Ondanks verschillende tenders hebben de huidige marktomstandigheden nog geen kopers voor de interventievoorraden aangetrokken.
Melkprijs in Nederland
Na een snel prijsherstel in het laatste kwartaal van 2016 is de Nederlandse melkprijs in de eerste zes maanden van 2017 op een stabiel niveau gebleven. De prijsverschillen tussen de verwerkers zijn afgenomen.
Internationale productie
In het eerste kwartaal van 2017 is het herstel doorgezet van de wereldwijde melkproductie ten opzichte van de productiecurve van vorig jaar (Figuur 2). Hogere melkprijzen en betere weersomstandigheden stimuleren boeren om meer melk te produceren.
Productie in de EU
De melkproductie in de EU blijft vooralsnog achter op de curve van 2016. In januari lag het productieniveau 1,1% achter op dezelfde periode vorig jaar, waarbij Duitsland en Frankrijk als de twee grootste melkproducerende landen respectievelijk 3,5% en 3,1% achter bleven. In maart was er sprake van een bescheiden toename van 0,1%. Er waren verschillende oorzaken om niet meer melk te gaan produceren. Denk aan de droge en koude weersomstandigheden in regio's in Noordwest-Europa, de Europese melkverminderingsregeling die in maart afliep en lage melkprijzen.
Stijging aantal slachtingen
Het aantal koeslachtingen in Europa nam gedurende het eerste kwartaal 2017 toe met 2,6% ten opzichte van de eerste maanden van 2016. Dit werd met name veroorzaakt door het fosfaatreductiepakket in Nederland (+46%) en een toename in Ierland (+19%). In maart lag het aantal koeslachtingen in Nederland zelfs 69% hoger.
Vooruitzichten: exportvolumes en consumptie nemen toe
De Rabobank verwacht dat het wereldwijde productieniveau zich verder zal herstellen in de tweede helft van 2017. De exportvolumes moeten groeien om aan de groeiende wereldwijde vraag te kunnen voldoen. Om op de lange termijn een balans te bereiken voor de structurele extra vraag naar melkvetten zal een prijsstimulans nodig zijn om meer melkvet te produceren. De Europese en Amerikaanse consumptie groeien naar verwachting in de tweede helft van 2017 met 1,5% en 1% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.
Dalende melkprijzen en lage voorraden in China
De druk op de melkprijzen is voor Chinese melkveebedrijven geen aanleiding om meer melk te produceren. De productiecurve voor 2017 zal naar verwachting 1,2% hoger zijn dan het magere jaar 2016. De importgroei in het eerste kwartaal is 4% lager dan verwacht. Om de lage voorraadniveaus aan te vullen wordt in de tweede helft van 2017 een sterke importgroei van 35% verwacht ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Rabobank verwacht dat het Chinese importvolume voor 2017 19% hoger zal liggen dan in 2016, een fractie lager dan eerdere schattingen.
Vooruitblik productie in EU
Rabobank verwacht dat het Europese productieniveau in het tweede kwartaal 0,8% achter zal blijven op dezelfde periode in 2016. De Rabobank verwacht dat de productie in de tweede helft van 2017 groeit ten opzichte van de curve van 2016 (Q3: +1,0%, Q4: +2,2%). Deze groei zal zich naar verwachting doorzetten in de eerste helft van 2018 (Q1: +1,2%, Q2: +0,8%).
Vooruitblik productie in Nederland
Voor Nederland verwachten we een stabiele productie die aansluit bij een normale jaarcurve, hoewel de productie lager zal liggen ten opzichte van vorig jaar als gevolg van het fosfaatreductieplan. Overigens zal de Nederlandse markt in de toekomst relatief weinig meebewegen met productieschommelingen vanwege de nieuwe productiebeperkende maatregelen.
Ruwvoer
De prijzen voor krachtvoer zijn op dit moment lager dan enkele maanden geleden. Dit biedt bij hogere melkprijzen kansen op het realiseren van meer marge. Anderzijds lopen de ruwvoerprijzen wat op. Ondanks de lagere aantallen koeien als gevolg van de GVE-regeling is de vraag naar ruwvoer goed. Met de huidige melkprijs ontstaat de mogelijkheid om de voorraad weer aan te vullen. Hierdoor zal de vraag komend oogstseizoen op normaal niveau liggen. Het groeiseizoen zal zijn invloed nog moeten laten gelden op het gebied van beschikbaarheid en prijs van ruwvoer.
Goede eerste en tweede snede
Op het gebied van ruwvoer hebben we qua opbrengst een goede eerste en tweede snede achter de rug. Dit is deels afhankelijk van de hoeveelheid neerslag, die sterk varieert in verschillende delen van het land. Diverse regio’s hebben moeten inleveren op hoeveelheid van de tweede snede. In veel gevallen is hier geprobeerd met beregening de schade te beperken. De mais kent een goede start. In dit groeistadium heeft minder neerslag nog weinig invloed.
Fosfaatreductie: resultaten boven verwachting
De sector verdient een compliment voor de stappen die de afgelopen periode zijn gezet. Volgens de RVO is tijdens de eerste twee periodes van het fosfaatreductie plan 7,1 miljoen van de beoogde reductie van 8,2 miljoen kilo fosfaat behaald. Hierdoor blijft de sector op koers voor het behalen van de beoogde fosfaatreductie en behoud van de derogatie
- In het mengvoer is tot 1 mei een fosfaatreductie gerealiseerd van 1,4 miljoen kilo. Dit is 82% van de beoogde reductie van 1,7 miljoen kilo.
- De GVE-reductie van ruim 123.000 GVE zorgde per 1 mei voor een vermindering van 5,1 miljoen kilo fosfaat ten opzichte van 1 oktober 2016.
- Na de populaire eerste tranche van de stoppersregeling was de belangstelling voor de tweede tranche aanzienlijk lager met 70 aanmeldingen. Hierdoor zal via de stoppersregeling naar verwachting 1,5 miljoen kilo van de beoogde reductie van 2,5 miljoen kilo fosfaat behaald worden.
Samenwerkingsvormen en (gedeeltelijke) bedrijfsoverdrachten hebben ervoor gezorgd dat een deel van de stoppers een alternatieve route heeft gekozen. Daarnaast bestaat er een groep die doorgaat met melken tot het definitieve stopmoment in 2018 of later. Deze groep wordt deels gestimuleerd door de verbeterde melkprijzen ten opzichte van vorig jaar.
Fosfaatrechtenstelsel krijgt steeds meer vorm
De fosfaatwet is inmiddels aangenomen in de Eerste Kamer. Het fosfaatrechtenstelsel krijgt hiermee steeds meer vorm. Opvallend zijn de hoge noteringen voor (toekomstige) fosfaatrechten en GVE-referenties, aangezien de Rabobank nog geen fosfaatrechten financiert. Deze ontwikkeling zal de vaste kostenstructuur van de kopende melkveebedrijven fors doen stijgen. Ook is het mogelijk dat hierdoor andere ambities in de ijskast belanden.
Rekenen met de laatste marginale koe
Het kan inzicht verschaffen om te berekenen of met de laatste koe nog geld verdiend kan worden. Houd rekening met korte terugverdientijden om uw bedrijf gezond te houden. De verwachting is dat de komende jaren voldoende rechten vrijkomen als gevolg van stoppende bedrijven, al zal dit mogelijk nog niet begin 2018 plaatsvinden. Door te wachten en de laatste koe een tijd niet te melken, kan mogelijk meer verdiend worden dan door wel te melken. Zeker wanneer voor de laatste koe kosten voor voer, mest en arbeid gemaakt moeten worden.
Liquiditeit: langzaam ontstaat er ruimte
De meeste voorschotprijzen liggen boven het langjarig gemiddelde en de prognoseprijs. Een mooi herstel na een minder 2016. De zuivelmarkt is goed en heeft nog steeds een goede toekomst, al zal de markt meer schommelen dan voorheen. Dit betekent voor nu dat het gemiddeld bedrijf goed in staat moet zijn om alle lasten te betalen. Er komt nu ruimte om (beperkte) buffers op te bouwen of achterstanden weg te werken. De liquiditeit kan nog steeds negatief worden beïnvloed bij bedrijven die door de GVE-reductieregeling kampen met een onderbezetting.
Liquiditeitsprognose
Het is altijd verstandig een liquiditeitsprognose te maken. Ook bij de huidige melkprijzen die het opbouwen van buffers mogelijk maken. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat dit inzicht verschaft. Hierdoor zit u als ondernemer steviger aan het stuur van uw onderneming. Neem contact op met uw accountmanager als u wilt sparren over uw financiële positie tijdens de komende zes of twaalf maanden.