Zorgt automatisch melken voor een hogere kritieke opbrengstprijs? Zijn deze ‘robotbedrijven’ efficiënter met hun arbeid? Het zijn vragen waarover we vaak gevoelsmatig redeneren.
Voor een beredeneerd antwoord is op basis van de Liba-boekhouding een analyse uitgevoerd van technische en economische data van robotbedrijven en bedrijven die met een conventionele melkinstallatie werken, verder ‘melkstalbedrijven’ genoemd.
Voor deze analyse werden 50 robotbedrijven vergeleken met 250 melkstalbedrijven over de periode van 2010 tot 2017. Een aandachtige lezer al opmerken dat de groep robotbedrijven kleiner is dan de groep melkstalbedrijven. Tegelijk wordt er volgens Fedagrim-data bij de helft van de nieuwbouwprojecten waarbij ook een melkinstallatie wordt gebouwd voor robots gekozen.
Robotbedrijven groeien trager?
Een robot melkt ongeveer 2.000 liter melk per dag. Afhankelijk van de productie van de koeien en instellingen van de robots kan dit meer of minder zijn. Echter, met de groei loop je wel tegen de limiet aan van de capaciteit van de machines. Op 1 april 2015 werd het melkquotum afgeschaft waardoor veel bedrijven het gaspedaal hebben ingedrukt. Wel verloopt bij melkstalbedrijven de groei sneller omdat je met dezelfde machine en stal meer koeien kan melken door de stal voller te zetten en extra arbeid te voorzien. We zien dat de gemiddelde bezetting van melkveestallen tussen 2016 en 2018 met 10 procent oploopt. Bij robotbedrijven moet er met groei ook steeds geïnvesteerd worden in extra melkcapaciteit, wat een strategisch nadeel is. Het vraagstuk om al dan niet te gaan robotmelken, komt dan vaak naar voren als er geïnvesteerd moet worden in een nieuwe melkstal.
Daarnaast zien we dat de bezetting van de melkveestal ten opzichte van het aantal ligboxen gemiddeld lager is in een robotbedrijf. Dit heeft enkele oorzaken. Een eerste oorzaak is dat een robotbedrijf de maximale capaciteit binnen de gebouwen alleen kan behalen als het afkalfpatroon vlak is doorheen het jaar. Een constante instroom van gekalfde dieren is een must voor een hoogproductieve robotveestapel. Een tweede oorzaak is dat er te ruim boxen wordt voorzien in een robotstal. Stel een robot melkt 2.000 liter per dag, dit zijn 66 koeien met 30 liter of 52 koeien met 35 liter. Vaak worden stallen voorzien op het aantal dieren dat men denkt te melken per robot en niet het aantal liters die men zal melken per robot en koe. Daarnaast is een bezetting van 110 procent zonder negatieve effecten zeker haalbaar in een robotstal.
Draaien robotbedrijven een hoger saldo?
De melkproductie bij robotbedrijven ligt gemiddeld 400 l FPCM hoger tussen 2010 en 2017 ten opzichte van melkstalbedrijven. Koeien in een robotsysteem worden gemiddeld 2,5 tot 3 keer gemolken, terwijl dit in een melkstal meestal twee keer is. Hoogproductieve koeien worden bij robotmelken tot vier keer per dag gemolken, laagproductieve minder dan twee keer. Het robotmelkeffect is kleiner dan het effect van driemaal daags melken. Dit omdat je bij driemaal daags melken vaste intervallen aanhoudt tussen de melkbeurten en laagproductieve dieren drie keer per dag blijft melken. Naast de hogere productie zien we ook wat sterker technisch management. In de meeste veekengetallen scoren robotbedrijven gemiddeld sterker dan melkstalbedrijven. Vaak zien we dat robotbedrijven sterker koe-gericht managen dan melkstalbedrijven en meer toegang hebben tot managementdata.
Een robotbedrijf ten opzichte van een melkstalbedrijf:
- Het vervangingspercentage is gemiddeld 3 procent lager.
- Het interne groeipercentage is gemiddeld 2 procent hoger. Dit betekent dat de veestapel 2 procent sneller kan groeien uit eigen aanfok. Als een melkstal- en een robotbedrijf samen starten met 100 melkkoeien betekent dit dat op het robotbedrijf uit eigen opfok na 20 jaar 50 melkkoeien meer zullen zijn dan op het melkstalbedrijf.
- Het percentage dode koeien is gemiddeld 1 procent lager.
- De afkalfindex is 3 procent hoger.
De voerkosten bij robotbedrijven liggen wel hoger dan bij melkstalbedrijven. Dit is een gevolg van de hogere intensiteit per hectare (+2.000 l FPCM/ha) en de hogere krachtvoergift vanuit mengvoer. Het verschil in krachtvoergift bedraagt gemiddeld 2 kg per 100 l FPCM in het nadeel van de robotbedrijven. Dit resulteert in een krachtvoerkostenverschil van gemiddeld 0,9 euro per 100 l FPCM ofwel 78 euro per koe per jaar tussen beide melksystemen tussen 2010 en 2017. Het saldo per koe in de periode 2010-2017 is gemiddeld 50 euro hoger bij robotbedrijven. Het saldo per koe wordt berekend door van de
melkomzet en veeopbrengst, de voer-, vee en teeltkosten af te trekken. In het saldo wordt dus geen rekening gehouden met extra elektriciteit, water en onderhoud. Daarnaast zien we bij robotbedrijven een hoger saldo uit neventakken. De flexibiliteit van de robot maakt het mogelijk om naast de koeien nog een bedrijfstak te ontwikkelen, of andersom kiezen melkveebedrijven met een neventak sneller voor de flexibiliteit van een robot om de neventak te ontwikkelen.
Dit betreft een gedeelte van een artikel uit het Vakblad Melkveebedrijf.nl Bent u geïnteresseerd in meer soortgelijke artikelen? Neem dan een abonnement op het vakblad.
Tekst: Niels Achten- Liba
Beeld: Twan Wiermans