De resultaten van het voederwaarde onderzoek van Koeien & Kansen bedrijf van Frank en Ilona Post van de eerste snede gras van 2018 zijn binnen. Het koude voorjaar en daaropvolgend een warme periode is er snel veel gras gegroeid met veel eiwit en veel energie. Het heeft een snel verteerbare kuil opgeleverd met veel penseiwit. In combinatie met snijmais en wat bierbostel is dit een prima rantsoen voor de komende winter.
Frank Post maaide het gras in de eerste week van mei. In het voorjaar bestond zijn bemesting uit gemiddeld 25 m3 drijfmest en 380 kg KAS per hectare. Dit leverde hem uiteindelijk een product op met een en droge stof percentage van 30,6 %, en 968 VEM en 223 RE in de droge stof. Het gras groeide in het voorjaar zeer snel, waardoor ze ervan uitgingen dat het gewas weinig structuur zal hebben. Eigenlijk was het weer in de eerste week van mei te mooi, dan kom je al snel in de verleiding om te gaan maaien. Na het koude voorjaar en een periode van warm weer is het gras snel gegroeid. Dit gaf een gewas met veel eiwit en veel energie.
Nitraat als graadmeter
De bemesting was nog niet helemaal benut, gezien het nitraatgehalte van 7,5 van de kuil. Alle stikstof was nog niet omgezet in eiwit. Het streven is een nitraat van < 5. Met het nitraatgehalte in de kuil kun je de uitvoering van de bemesting beoordelen. Een onjuiste bemesting, dus te kort voor het maaien, zal een hoge nitraatfractie opleveren. Een hoog aandeel nitraat kan een risico opleveren voor de gezondheid van de koeien, maar beïnvloedt het de smakelijkheid van de kuil op een negatieve manier.
Hoger droge stofgehalte wenselijk
Voor een goede conservering van dit snel gegroeide voorjaarsgras is het beter dit gewas niet te droog of te nat in te kuilen. Een gehalte van 45 procent droge stof is optimaal. Als in de loop van mei het gras nog meer stengels zou bevatten dan ligt het optimale droge-stof percentage wat lager, namelijk tussen de 35 tot 40 procent. Post kuilde zijn gewas in met een droge stof percentage van 30,6%. Hij stelt dat het beter was geweest dat het product iets droger de kuil in was gegaan. Het suikergehalte lag op 30 en ligt dit voorjaar wat lager dan vorig jaar. Maar daarentegen wel met veel melkzuur, wat ook allemaal snelle energie is wat op pensniveau beschikbaar komt.
Structuur in de kuil
Terugkomend op de structuurwaarde van de kuil allereerst even de cijfers:
Ruwe celstof | NFD | ADF | ADL |
247 | 452 | 272 | 16 |
Voor het ruwe celstof is het streven om tussen de 240 en 270 te komen, met de genoemde 247 zit de kuil aan de onderkant van deze range.
NDF is het totaal aan celwanden. Daarmee kan bepaald worden hoe de verhouding is tussen celwanden en cel-inhoud. Hiervoor is een getal tussen de 420 en 500 wenselijk. Daar voldoet dit product met 452 mooi aan. Het NDF-gehalte heeft een relatie met de melkproductie, omdat namelijk de tegenhanger, de cel-inhoud, de meeste melk-drijvende componenten zoals eiwit en suikers bevat. Een koe heeft als herkauwer echter wel NDF nodig als structuurbron. Uit een deel van het NDF, de hemicellulose, kan een koe ook nog wel melk produceren.
ADF brengt de hoeveelheid cellulose en een gedeelte van de lignine van een plant in beeld. Cellulose is deels benutbaar als energiebron, lignine is niet benutbaar. Een gewenste ADF ligt tussen de 240 en 290 en is in deze kuil met 272 goed te noemen. Er is dus voldoende celwandmateriaal aanwezig.
ADL is het gedeelte van de plant dat helemaal niet verteerbaar is. Het zorgt voor prik in het voer. De lignine verdwijnt via de mest, maar heeft voor een goede penswerking wel een waarde. Het streven is altijd een ADL rond de 25 te hebben en in deze kuil is het dus krapjes.
Ammoniakfractie
De ammoniakfractie in deze kuil van Post is 12. Dit is een maat voor de conservering en geeft het verschil tussen het “ruw eiwit totaal” en het “ruw eiwit” in procenten weer. Een NH3-percentage groter dan 8 geeft aan dat de conservering minder goed is verlopen, waardoor er meer eiwit verloren is gegaan. Echter het in NH3 omgezette eiwit is nog wel te benutten, maar heeft niet zo’n goed kwaliteit als het ruw eiwit.
Het azijnzuur in de kuil zit op een prima niveau met 20 gr/ kg droge stof. Het is geen smakelijk zuur, maar is wel een zeer belangrijke factor bij het voorkomen van broei. Melkzuur is één van de zuren die gevormd worden bij de conservering. Melkzuur is een smakelijk zuur en een goed verlopen conserveringsproces kenmerkt zich door een vrij hoog aandeel melkzuur. In ideale graskuil ligt het percentage melkzuur rond de 5 procent. In de eerste snede kuil van Post ligt dit percentage op 7,5%. Dit is ongetwijfeld het gevolg van de ietwat nattere kuil.
Melkzuur is melk-drijvend; in de pens wordt het immers omgezet in propionzuur wat daarna omgezet wordt in lactose. Maar zoals altijd is teveel ook in dit geval niet goed. Vaak zijn nattere kuilen zodanig zuur dat de voeropname onder druk komt te staan. Dan kan pensverzuring optreden, zeker wanneer de koeien onregelmatig vreten. Belangrijk is dan om in het rantsoen ander voer te gebruiken dat rustig fermenteert en ook voldoende ander bufferend materiaal in het rantsoen op te nemen.
Goed gewonnen kuil
Al met al kunnen we constateren dat de eerste snede 2018 bij Frank en Ilona een keurig gewonnen (RAS 103) en snel verteerbare kuil opgeleverd heeft met veel penseiwit. In combinatie met snijmais en wat bierbostel is dit een prima voerdermiddel voor de komende winter. Achteraf had het misschien wat droger gekund.
Voor de Kringloopwijzer 2019 is fosfaat een belangrijk componen. Met een P-niveau van 5.06 P/KVEM wordt een goede fosfaat-efficiëntie een behoorlijke uitdaging voor Post.
Bron: Verantwoorde veehouderij