In deze brief informeert Staatsecretaris Martijn van Dam, mede namens de minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over de stand van zaken rond de invulling van de maatregelen in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Hiermee voldoet de Staatsecretaris van Economische Zaken aan zijn toezegging in de brief van 8 mei jongstleden dat hij de Kamer voor de zomer informeert over de stand van zaken inzake het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken om de Kamer tijdig te informeren over het concept zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Doel zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn
Het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn moet zorgen voor schoner grond- en oppervlaktewater voor zover die waterkwaliteit negatief beïnvloed wordt door een teveel aan stikstof en fosfaat afkomstig uit de landbouw. Een voldoende invulling van het actieprogramma in het licht van de Nitraatrichtlijn is ook een voorwaarde voor het verkrijgen van een derogatie van de Nitraatrichtlijn. Het is immers zo dat in de afgelopen decennia de Nederlandse landbouw steeds efficiënter stikstof en fosfaat is gaan benutten en dat dit ook leidt tot minder belasting van grond- en oppervlaktewater met stikstof en fosfaat uit de landbouw.
Hieronder zal de staatsecretaris eerst voor het grondwater en daarna voor het oppervlaktewater beschrijven welke de belangrijkste maatregelen zijn die hij in het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn nu voor ogen heeft.
Maatregelen voor grondwater
Met het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn beoog ik om de nitraatbelasting van het grondwater verder te verminderen. Nitraatuitspoeling naar het grondwater is vooral een probleem in de zuidelijke zandregio en in de lössregio in Limburg. In deze regio’s ligt het gemiddelde nitraatgehalte in het uitspoelingswater uit de wortelzone boven de waarde van 50 milligram nitraat per liter afkomstig uit de Nitraatrichtlijn, namelijk op of net boven 75 mg nitraat per liter3 . De maatregelen in in het zesde actieprogramma moeten ervoor zorgen dat de nitraatuitspoeling uit de landbouw in die gebieden verder omlaag gaat, zodat het nitraatgehalte in het uitspoelingswater in die regio’s ná 2021 daalt tot onder 50 mg per liter.
Martijn van Dam wil dan ook in het zesde actieprogramma maatregelen nemen die zich richten op dit soort teelten (voorbeelden zijn mais, aardappelen en een aantal vollegrondsgroenten) in de genoemde regio’s. Waar mogelijk dienen die maatregelen gebaseerd te zijn op de toepassing van nieuwe kennis en technieken als uitwerking van de goede landbouwpraktijk, zoals rijenbemesting en betere benutting van vanggewassen. Vanwege het grote areaal aan mais in de zuidelijke zandregio, verwacht de staatssecretaris van deze maatregelen een substantiële bijdrage aan vermindering van de nitraatuitspoeling in die regio.
Ook om grote regeldruk te voorkomen wil ik het landbouwbedrijfsleven de komende vier jaren de gelegenheid bieden om, in samenwerking met de drinkwaterbedrijven en overheden (provincies en Rijk), de nitraatuitspoeling in de betreffende wingebieden te verminderen door middel van bovenwettelijk maatwerk, dat wordt toegesneden op de specifieke omstandigheden van de betreffende gebieden. Het ligt voor de hand dat het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) hierbij een belangrijk instrument is. Voor 1 januari 2019 moet de voortgang geboekt zijn.
Maatregelen oppervlaktewater
De Nitraatrichtlijn richt zich op het verminderen van waterverontreiniging uit agrarische bronnen door middel van goede landbouwpraktijk en richt zich daarbij ook op het tegengaan van eutrofiëring. Maatregelen om de belasting van het oppervlaktewater met stikstof en fosfaat uit de landbouw te verminderen moeten daarom betrekking hebben op zowel het verminderen van oppervlakkige afspoeling als het verminderen van uitspoeling. In het zesde actieprogramma wilt de staatsecretaris voor beide routes maatregelen opnemen. Voorkomen van dit soort afspoeling is veelal maatwerk dat in de eerste plaats afhankelijk is van het vakmanschap van de boer. Demonstratie en andere vormen van kennisverspreiding kunnen van groot belang zijn voor het voorkomen van afspoeling van landbouwpercelen en boerenerven. Projecten in het kader van het DAW, al dan niet met financiering uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma, kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. De staatssecretaris verkend de mogelijkheid om in het zesde actieprogramma een maatregel op te nemen gericht op het verminderen van oppervlakkige afspoeling van nutriënten Directoraat-generaal Agro en Natuur Directie Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit. Kenmerk DGAN-PAV / 17099843 vanaf bouwland op klei- en lössgrond waar gewassen in zogenaamde ruggenteelten worden verbouwd, met name bij aardappelen.
Verder zal in het kader van de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater onderzocht worden waar en in welke omstandigheden bufferstroken, aanvullend op de reeds bestaande teeltvrije en mestvrije zones, doeltreffend en doelmatig kunnen zijn in het verminderen van af- en uitspoeling van nutriënten naar het oppervlaktewater. Besluitvorming over de inzet van bufferstroken zal mede op basis van die analyse plaatsvinden. Het stelsel van fosfaatgebruiksnormen is gebaseerd op het bereiken van de fosfaattoestand ‘neutraal’ op elk perceel.
Verbeteren stelsel fosfaatgebruiksnormen
Nu het stelsel van fosfaatgebruiksnormen een aantal jaren gefunctioneerd heeft, acht de staatssecretaris het wenselijk om het stelsel gedurende de looptijd van het zesde actieprogramma op onderdelen te verbeteren. Die verbeteringen hebben in de eerste plaats betrekking op de indicatoren om de fosfaattoestand van landbouwgrond vast te stellen. Voor het vaststellen van de fosfaattoestand van landbouwgrond (grasland of bouwland) zijn meer geschikte (combinaties van) indicatoren beschikbaar gekomen dan de nu in de regelgeving voorgeschreven indicatoren. Een tweede verbetering betreft een verfijning van de fosfaatklassen die in het stelsel onderscheiden worden. Deze verfijning maakt het mogelijk om de fosfaatgebruiksnormen beter op de fosfaattoestand van het perceel en de onttrekking van het gewas te laten aansluiten vanuit zowel landbouwkundig als milieukundig oogpunt. Een derde belangrijke verandering is een aanpassing van de fosfaatgebruiksnormen. Die aanpassing leidt ertoe dat als de fosfaattoestand van een perceel ‘laag’ of ‘neutraal’ is, de fosfaatbemesting verhoogd kan worden om deze beter in balans te brengen met de fosfaatonttrekking. Als de fosfaattoestand op een perceel ‘hoog’ is, is er in lijn met de bemestingsadviezen reden om de fosfaattoestand iets te verlagen om het proces van fosfaatuitmijning te versnellen en daarmee het risico op fosfaatuitspoeling te verkleinen. Ik wil deze aanpassingen doorvoeren en streef daarbij naar zo min mogelijk negatieve gevolgen voor landbouwbedrijven.
Het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en bodemvruchtbaarheid Zoals de staatsecretaris in zijn brief van 20 december 2016 heeft aangegeven wilt hij met het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ook bodemverbeterende maatregelen op landbouwbedrijven bevorderen. Daarbij zet de staatssecretarisin het actieprogramma ook in op het stimuleren van het gebruik van bodemverbeterende meststoffen. Zo wilt hij in het kader van de aanpassing van de fosfaatgebruiksnormen de mogelijkheid bieden om de verlaagde fosfaatgebruiksnorm op bouwlandpercelen met fosfaattoestand ‘hoog’ te compenseren indien de landbouwer gebruik maakt van een wezenlijk aandeel van bodemverbeterende meststoffen met een hoog organischestofgehalte, bijvoorbeeld GFT-compost, groencompost of strorijke mest. Hiermee geeft hij ook invulling aan het door het lid Lodders aangedragen belang van toepassing van bodemverbeterende meststoffen.
Het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn gaat in op 1 januari 2018 en moet uiterlijk op 31 december 2017 ingediend zijn bij de Europese Commissie.