Vanaf april dit jaar start Coöperatie CRV met het gebruik van data uit melkrobots voor het vaststellen van fokwaardes voor melksnelheid en exterieur uier. Dit gebeurt via JoinData waarmee de gegevens van ruim 1.400 melkveebedrijven met een Lely-melkrobot worden verzameld en doorgegeven aan CRV. Daarnaast blijft CRV data vanuit de bedrijfsinspectie gebruiken voor het vaststellen van de fokwaardes voor uierkenmerken.
CRV heeft voor deze manier van dataverzameling gekozen omdat het automatisch gaat, er herhaalde waarnemingen zijn, waarnemingen sneller beschikbaar zijn en er meer gegevens van meer dieren beschikbaar zijn.
“Meer en kwalitatief betere data geven een hogere betrouwbaarheid en leiden tot een hogere erfelijkheidsgraad”, vertelt Niek Meijer van de Animal Evaluation Unit van Coöperatie CRV. “De fokwaarden veranderen niet of nauwelijks. Bovendien krijgen we op deze manier ook meer gegevens over stieren waarvan weinig dochters aan de melk zijn.” Om een overload aan data te voorkomen, worden niet van elke melkbeurt gegevens gebruikt, maar van elke eerste melking en iedere twintigste melking per dier.
Fokwaardes voor melksnelheid
Voor het vaststellen van de fokwaardes voor melksnelheid wordt in de nieuwe systematiek gekeken naar de gemiddelde melksnelheid (kilogram melk per minuut) uit de data van het automatisch melksysteem. Tot nu toe gebeurde dit via de bedrijfsinspectie waarbij er een beoordeling op een schaal van 1 tot 9 werd gegeven.
De melksnelheid op basis van de gegevens uit melkrobots wordt het hoofdkenmerk, maar gegevens uit de bedrijfsinspectie blijven verwerkt worden in de fokwaarde. De erfelijkheidsgraad voor melksnelheid gaat omhoog van 0,23 naar 0,51 door gebruik van de nieuwe datastroom.
Uierexterieur
Naast vooruieraanhechting, voorspeenplaatsing, speenlengte, uierdiepte, achteruierhoogte, ophangband en achterspeenplaatsing worden in de beoordeling van het uierexterieur een aantal nieuwe kenmerken meegenomen. Als achtergrondinformatie worden uierdiepte, afstand tussen de voorspenen, afstand tussen de achterspenen en de uierbalans meegenomen.
Voor deze kenmerken worden gegevens gebruikt van het automatisch melksysteem in de eerste drie lactaties. Uierdiepte, afstand tussen de spenen en uierbalans worden berekend op basis van de x-, y-, en z-coördinaten van de spenen. De x-coordinaten duiden de breedte van de spenen aan ten opzichte van de denkbeeldige middellijn van de koe. Y-coördinaten vertellen hoe ver de spenen naar achteren zijn gepositioneerd, z-coördinaten tonen de afstand tussen vloer en speenpunt.
Fokwaardes uierkenmerken nieuw
Het kenmerk uierbalans wordt dit jaar voor het eerst gehanteerd. Dit is het gemiddelde verschil in uierdiepte tussen het achter- en het vooruier. Fokwaarde 100 op dit kenmerk wil zeggen dat bij een vaars het achteruier, gemeten vanaf de speenpunten, twintig millimeter hoger hangt dan het vooruier. Naarmate de koe ouder wordt, zal het uier meer vlak komen te hangen. Dit kenmerk wordt vastgesteld op uitsluitend gegevens uit melkrobots.
Tekst: Gerben Hofman