Er is veel aandacht voor de onzekerheid over ontwikkelingsmogelijkheden voor melkveebedrijven. Het aantal melkveebedrijven lag volgens het CBS afgelopen jaar op ongeveer 15.700 melkveebedrijven. Wageningen Universiteit & Research verwacht dat dit aantal tot 2030 met een derde deel afneemt tot zo’n 10.700 bedrijven. De gemiddelde bedrijfsgrootte stijgt hierbij van ruim 100 naar 139 melkkoeien.
De melkveehouderij blijft dan binnen het fosfaatplafond. Productie onder het stikstofplafond en afspraken uit het Klimaatakkoord zouden volgens WUR haalbaar zijn. Onzekerheden zijn er voor het stikstofdossier, de schommelingen in de melkprijs en het niveau van de te betalen rente. Onduidelijk zijn de effecten van de stikstofwet, de mogelijkheden rond extern salderen en de gevolgen van het nieuwe mestbeleid richting volledige grondgebondenheid aldus Flynth.
Stoppen of doorgaan
Rond 60 procent van de melkveebedrijven heeft een opvolger. Het andere deel van de melkveehouders stopt de komende 10 jaar vanwege leeftijd en het ontbreken van een opvolger. Hiernaast zal een deel van de melkveebedrijven moeten stoppen, omdat niet meer aan de financiële verplichtingen kan worden voldaan.
Kritieke opbrengstprijs
Flynth berekent uit de bedrijfsresultaten van melkveehouders over 2020 een gemiddelde kritieke opbrengstprijs voor de melk van ruim 37 cent. Tweederde deel van de melkveebedrijven heeft een kritieke opbrengstprijs boven 36 cent. Dit is de opbrengstprijs voor de melk die gemiddeld nodig is om precies alle kosten en uitgaven op het melkveebedrijf te kunnen voldoen.
Waar focus op?
Met de ontwikkelingsmogelijkheden voor melkveebedrijven kan het verschillende kanten opgaan. Komt er vanuit de markt meer aandacht voor natuurinclusieve melkveehouderij? Of gaat het straks vooral om het produceren van betrouwbaar en goedkoop voedsel zonder al te veel aanvullende eisen voor natuur en milieu? Denkbaar is dat er meer aandacht komt voor rendement en sociale eisen. Melkveehouders zetten dan niet in op maximale groei, maar stellen voorwaarden aan het inkomen uit het bedrijf en kijken bij investeringsmogelijkheden, zowel binnen als buiten het bedrijf.
Investering voor extra koe
Het melken van een extra koe vergt meestal een investering in extra stalruimte, fosfaatrechten en stikstof. Bij elkaar een investering tussen de 14.000 en 15.000 euro, mede afhankelijk van het melkproductieniveau als het om de fosfaatrechten gaat. In de praktijk zien we grote verschillen in terugverdientijd van deze investeringen tussen de zes en vijftien jaar.
Uitbreiding in grond
Het nieuwe mestbeleid koerst aan op volledige grondgebondenheid. De situatie op het individuele bedrijf bepaalt de noodzaak voor uitbreiding van het grondareaal. Afgelopen najaar lag de gemiddelde grondprijs in Nederland op ruim 65.000 euro per hectare. Bij 15.000 kg melk per hectare en een saldo van 20 cent per kg melk, wordt een saldo gerealiseerd van 3.000 euro per hectare. Bij twee procent rente en aflossen in 30 jaar, bedragen de financieringslasten het eerste jaar 3.445 euro per hectare, dus meer dan het saldo. Vraag is natuurlijk of een behoefte aan extra grond niet op een andere wijze kan worden ingevuld, bijvoorbeeld via samenwerking met collega of huur.
Ammoniak
De Coalitie Toekomstgerichte Melkveehouderij heeft met WUR berekend dat met bestaande technieken de ammoniakemissie met 28 procent kan worden gereduceerd. Deze emissiebeperking zou een eenmalige investering vergen van 1,3 miljard euro. Bij een melkproductie in Nederland van 14 miljard kilo melk op jaarbasis, is dit een investering van bijna tien cent per kg melk. Voor een gemiddeld melkveebedrijf een investeringsbedrag van zo’n 100.000 euro. Lastig rond te rekenen voor bedrijven met een kritieke opbrengstprijs voor de melk boven 36 cent. De vraag is wat het rendement van zo’n investering is en in hoeverre er sprake is van een maatschappelijke bijdrage of tegemoetkoming voor een dergelijke investering.
Sturen op CO2-uitstoot
De uitstoot van broeikasgassen in de melkveehouderij moet gemiddeld met ruim 25% dalen tot een niveau van 900 gram CO2 in 2030. De spreiding tussen bedrijven onderling is daarbij groot. Voorbeeld: bij de melkveebedrijven op zandgrond met 15.000 tot 20.000 kilo melk per hectare zien we bij de kopgroep een gemiddelde uitstoot van 1069 gram CO2 terwijl de staartgroep een uitstoot van gemiddeld 1325 gram CO2 laat zien. Dus mogelijkheden voor vergelijkbare bedrijven om te sturen op hun CO2-uitstoot. Onderdelen van de footprint, om nader te beoordelen zijn pensvertering, bemesting en ruwvoer, mestopslag, energie en de uitstoot via de productie van aangevoerde kunstmest en krachtvoer.
Tips
- Bepaal juist nu, waar u met uw bedrijf staat en waar u naar toe wilt.
- Is er een potentiële bedrijfsopvolger? Beoordeel dan nu al samen met uw adviseur, in hoeverre er sprake is van reële mogelijkheden voor bedrijfsopvolging.
- Bepaal de terugverdientijd van eventuele investeringen en beoordeel het effect voor de kritieke opbrengstprijs van de melk.
- Waar staat u ten aanzien van uitstoot van ammoniakuitstoot en CO2 en de mogelijkheden om te reduceren? Beoordeel wat hiervoor beter bij u zelf past, hightech-oplossingen of maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld voeding en bodem?
- Beoordeel de mogelijkheden voor extra grond of fosfaatrechten via samenwerking met een collega-agrariër
Bron: Flynth