Bij de verkoop van een bedrijfsmiddel ontstaat vaak belaste winst. De belastingheffing over deze winst kan worden voorkomen door de winst op te nemen in een herinvesteringsreserve. Een belangrijke voorwaarde is dan dat u als ondernemer het voornemen hebt om daadwerkelijk te herinvesteren.
Dit voornemen kan ook nog bestaan als u met de verkoopopbrengst schulden heeft afgelost en het geld dus niet meer aanwezig is. Het is overigens de belastinginspecteur die moet bewijzen dat u geen her investeringsvoornemen heeft.
Herinvesteringsreserve
Wanneer u een bedrijfsmiddel verkoopt kan het zo zijn dat er boekwinst wordt gerealiseerd. De opbrengst is hoger dan het bedrag waarvoor het bedrijfsmiddel op de balans staat. Deze winst mag u reserveren in een herinvesteringsreserve. Door het vormen van een dergelijke reserve geeft u aan dat u het voornemen hebt om een ander (hoeft niet vervangend) bedrijfsmiddel aan te kopen. De aanwezigheid van een dergelijk voornemen is een vereiste voor het mogen vormen van een herinvesteringsreserve.
Over de vraag of er wel of niet sprake is van een dergelijk voornemen, ontstaat vaak een discussie met de belastinginspecteur. In de ogen van de belastinginspecteurs wordt de reserve vaak misbruikt om aldus uitstel van belastingheffing te krijgen. De herinvesteringsreserve mag namelijk voor drie jaar op de balans worden opgenomen en dus kan de belastingheffing zo drie jaar worden uitgesteld. Gelukkig is het de belastinginspecteur die moet bewijzen dat u geen herinvesteringsvoornemen heeft. En wie in een procedure iets moet bewijzen staat altijd met 0-1 achter.
Schulden
De aanwezigheid van een voornemen tot herinvesteren is dus een wezenlijke voorwaarde voor het mogen vormen van de reserve. Wat nu als u met de verkoopopbrengst schulden aflost of andere uitgaven doet? Wordt hiermee afbreuk gedaan aan dit voornemen? Krijgt de belastinginspecteur hiermee een voorzet voor open doel die hij nog slechts hoeft in te tikken? Immers, geen geld, geen mogelijkheid tot het aankopen van een vervangend bedrijfsmiddel. Dat is gelukkig niet het geval. De rechter erkent dat er andere mogelijkheden bestaan om wederom aan de euro’s te komen om de investeringen te betalen.
Financiering
Voor het antwoord op de vraag of op de balansdatum een herinvesteringsvoornemen aanwezig is, is het feit dat de verkoopopbrengst is besteed aan andere zaken en dus niet meer aanwezig zijn, niet doorslaggevend. De rechter staat toe dat er andere mogelijkheden zijn om de voor de investering benodigde euro’s te verkrijgen. Dan kan bijvoorbeeld worden geregeld door een externe financiering. Via de bank of via een andere (rechts-)persoon. Van een reëel herinvesterings-voornemen kan dan alleen sprake zijn als u ook een externe financiering kunt krijgen.
Tekst: Erik Marcus – Remie Fiscaal Juridisch Adviesbureau B.V. – Uden – e.marcus@remie.nl
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad Melkveebedrijf. Het hele artikel lezen?