Melkproductie, intensiteit per hectare en het aandeel veengrond hebben grote invloed op de uitstoot van broeikasgasemissie per kilogram meetmelk. Bedrijven met een hoge melkproductie, een hoge intensiteit en geen veengrond hebben lagere broeikasgasemissies.
Onderzoekers van Wageningen University & Research hebben ruim 12.000 KringloopWijzers uit 2020 geanalyseerd om een vergelijking te kunnen maken tussen de 10 procent bedrijven met de laagste broeikasgasemissie en de andere 90 procent van de bedrijven. Hierbij is eerst een analyse gedaan voor alle bedrijven op alle grondsoorten en vervolgens een analyse met bedrijven alleen op veengrond.
Hogere emissie op veengrond en door krachtvoer
De groep bedrijven met de 10 procent laagste broeikasgasemissie per kilogram meetmelk hadden gemiddeld een hogere melkproductie per koe, een hogere intensiteit per hectare en een laag percentage of geen veengrond. Daarnaast beschikten deze bedrijven over een hoger energie (VEM-)gehalte in de graskuil en in het totale rantsoen. De verhouding eiwit/energie (RE/kVEM) in het rantsoen lag lager. De bedrijven verstrekten minder krachtvoer per 100 kilogram melk en pasten een lagere N bemesting toe. Ook realiseerden deze bedrijven een lager ureum, lagere carbon footprint van het krachtvoer en een lagere methaan (CH4) emissiefactor voor hun gras- en snijmaiskuil.
Op basis van deze doorrekening concluderen de onderzoekers dat het aandeel veengrond, de footprint van het krachtvoer en de krachtvoergift per 100 kilo melk leiden tot meer emissie van broeikasgassen. Daarentegen leidt een hogere melkproductie per koe tot een lagere emissie per kg meetmelk. Ook de intensiteit in kg melk per hectare speelt hierin een positieve rol. Meer melk per hectare leidt tot minder broeikasgasemissie per kg meetmelk.
Sterk effect van intensiteit en productie op veengrond
Voor alle bedrijven op veengrond is ook eenzelfde vergelijking gemaakt tussen de 10 procent bedrijven met de laagste broeikasgasemissies en de overige groep bedrijven. De 10 procent bedrijven met de laagste broeikasgasemissies op veengrond kennen een hogere intensiteit, dat wil zeggen dat ze gemiddeld 4.400 kilogram melk per hectare meer produceren dan de gemiddelde groep. De melkproductie per aanwezige koe ligt op deze bedrijven hoger, ruim 740 kilogram. Daarnaast realiseren deze bedrijven een lagere CH4-emissiefactor in hun graskuil (minder NDF).
Een hoge melkproductie per hectare en een hoge melkproductie per koe hebben een gunstig effect op de broeikasgasemissie. Dit brengt namelijk een daling van de uitstoot met zich mee. De stijging van stikstofbemesting op productieland, een hogere footprint voor krachtvoer en een hogere methaanemissiefactor voor gras leiden allemaal tot een hogere uitstoot van broeikasgassenemissie.