Wetenschappers van Wageningen University & Research gaan kijken of reststromen vanuit de insectenproductie gebruikt kunnen worden om de uitstoot van stikstof- en broeikasgas te verminderen in de melkveehouderij. Het ‘Flying Cow’ project is een voorstudie en zal in het laboratorium worden uitgevoerd.
Insecten worden al geruime tijd gezien als een duurzame manier om eiwitten te produceren. Bij de productie en verwerking van deze insecten ontstaan verschillende waardevolle fracties die rijk zijn aan eiwitten, vetten en een vezelige restfractie.
Chitine
Deze vezelige fractie bestaat uit een netwerk van chitine, mineralen en eiwitten. Dit netwerk zorgt voor de stevigheid van het exoskelet van insecten, maar zorgt er ook voor dat de gebonden eiwitten minder goed beschikbaar zijn voor mens en dier.
Vanuit de circulaire economie gezien is het belangrijk om ook deze eiwitten te benutten. Mogelijk zijn de gebonden eiwitten ook goed beschermd tegen microbiële omzettingen in de pens van runderen. Dit zou de ammoniak- en methaanproductie verlagen en beperkt daarmee de stikstof- en broeikasgasuitstoot in de melkveehouderij. Als de vertering in de volgende magen van de koe deze eiwitten beter beschikbaar maakt, kunnen ze efficiënt worden benut voor melkproductie.
Melkveehouderij verduurzamen
De wetenschappers gaan onderzoeken of de restromen uit de insectenproductie inderdaad de stikstof- en broeikasgasuitstoot kunnen verlagen, bijdragen aan de melkproductie en zodoende zouden kunnen helpen de Nederlandse melkveehouderij te verduurzamen, mits er een wijziging komt in Europese wetgeving.
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft besloten dit onderzoek te financieren.