Ondanks de hoge kosten en de wisselende regelgeving, blijft er belangstelling van melkveehouders om biologisch te gaan produceren. Edith Finke, adviseur Mest & Mineralen DLV Advies en Kees Water, bedrijfsadviseur Ekopart, vertellen tijdens de webinar ‘Omschakeling biologische melkveehouderij’ over de mogelijkheden en aandachtspunten die een rol spelen bij de uiteindelijke keuze om biologisch te gaan boeren.
Afgelopen week, van 18 tot en met 22 januari, vond de online BioKennisWeek plaats. Een week waarin biologisch weer volledig in de schijnwerpers stond. Aan de online workshop op woensdag 20 januari werden ruim 50 deelnemers door Edith en Kees betrokken bij het proces naar de omschakeling tot een biologische melkveehouderij.
De basis van biologisch
De overstap van een gangbaar naar een biologische bedrijfsvoering vraagt om een duidelijke koerswijziging. De meeste ondernemers zijn geïnteresseerd in de aanpassingen en veranderingen van de grond en de productie van de dieren. In de workshop worden we meegenomen in de bedrijfskringloop die, bij de omschakeling, altijd begint bij de bodem. De bodem is de basis voor iedere biologische bedrijfsvoering. Edith: “We zien dat, wanneer er geen stikstof kunstmest en een beperkt dierlijk mest gebruikt is, dit een enorm cruciale rol speelt in de bodem. Er moet gewerkt worden aan een stukje bodemvruchtbaarheid en een actief bodemleven.”
Een biologisch melkveebedrijf maakt de bodem vruchtbaarder via een organische bemesting (max. 170 kg N/ha) in combinatie met vlinderbloemigen en kruiden. De organische bemesting verbetert de bodemstructuur. Op deze wijze creëren we een basis voor de ruwvoerproductie.
Graslandproductie
De mate waarin de graslandproductie verandert wanneer je biologisch gaat boeren, is afhankelijk van de grondsoort. “Een veengrond zal anders reageren dan een zandgrond, toch zien we bij de eerste jaren van omschakeling een productieverlies van gemiddeld 20%. Wanneer de graslandproductie minder is; betekent dit dat er of ruwvoer aangekocht moet worden, of dat er minder koeien gehouden kunnen worden. Biologisch ruwvoer is aan te kopen maar er hangt een enorm prijskaartje aan. De aankoop van bijvoorbeeld snijmais ligt op ongeveer € 100 per ton en ondanks dat biologisch krachtvoer goed voorradig is, is dit 1,8 maal duurder dan regulier krachtvoer. De kosten zullen dus ingrijpend veranderen,” aldus Edith.
Goede contracten
“Omdat de vrije markt van biologisch ruwvoer heel krap is, raden we de aankoop van ruwvoer buiten het bedrijf in de meeste gevallen af,” vult Kees aan, “dat er een prijskaartje aan zit, is op zich niet zo erg maar de kwaliteit is in veel gevallen minder goed wat ten koste gaat van de melkproductie. Wij adviseren daarom, bij de omschakeling, gebruik te maken van zo veel mogelijk eigen ruwvoerteelt. Indien je genoodzaakt bent dit wel aan te kopen, sluit dan goede contracten af zodat de bedrijfszekerheid niet in gevaar komt.”
Melkproductie
Biologische melkveebedrijven zijn extensiever en hebben daarom een lagere melkproductie per koe. Gemiddeld ligt het krachtvoerverbruik op 20 kg per 100 kg melk bij een melkproductie van 7000 kg melk per koe. Bedrijven met een hogere productie, en overwegen om te schakelen, moeten hier wel rekening mee houden. Kees: ”We houden al 18 jaar de boekhoudrapporten van bioboeren bij en komen op een gemiddelde van 11/12 cent per liter melk aan krachtvoerkosten.” Door de extensievere bedrijfsvoering hebben biologische bedrijven een hogere kostprijs maar ontvangen als compensatie daarvoor een hogere melkprijs dan gangbare bedrijven.
Weer terug bij de basis
Nu de kringloop besproken is en we weer terug zijn bij de bodem en de bemesting, concluderen we dat er bij de overstap van gangbaar naar biologisch aanzienlijk veel wijzigt. Door een lager bemestingsniveau en een lagere krachtvoergift produceren biologische melkkoeien per hectare voedergewas minder melk dan de gangbare melkveebedrijven. Ten opzichte van het gemiddelde melkveebedrijf heeft het biologische bedrijf minder koeien en een groter areaal. Wanneer we daarbij de hogere kostprijs voor melk optellen, zal na enige jaren, het economisch rendement t.o.v. een gangbare melkveehouderij gelijk zijn.
Samenwerking met akkerbouwer
De meest ideale situatie ontstaat wanneer er samengewerkt kan worden met een akkerbouwer. Edith: “Niet alleen rustgewassen, zoals gras en klaver, maar ook andere voedergewassen zoals graansilage van een akkerbouwbedrijf kunnen heel goed ingezet worden. Wel zien we dat biologische akkerbouwers liever geen snijmais verbouwen. Dit vraagt toch te veel van de grond. De oogst komt daardoor aan de late kant en dat past gewoon minder in hun bouwplan. Er moet dan gezocht worden naar een andere invulling. Daarentegen is biologische bedrijfsvoering zonder mais geen enkel probleem. Er wordt weleens gedacht dat er zonder mais geen melk geproduceerd kan worden maar biologisch grasgewas is van nature gezond genoeg om de koeien een prima melkgift te laten geven.”
Conclusies biologisch ondernemen
Bij een intensiteit van 12.000 tot 14.000 kilo droge stof per ha is het zeker de moeite waard om advies op te vragen en een berekening op te laten maken voor de omschakeling naar een biologische melkveehouderij.
- Houd rekening met de omgeving. De uitgangsposities m.b.t. de grondsoort en wel of geen akkerbouw, zijn per omgeving anders.
- Kaart op tijd bij de melkfabriek aan of er biomelk geleverd kan worden of dat hiervoor een wachtlijst bestaat.
- De meeste bedrijven moeten extensiveren. Zoek uit of er voldoende extra grond in de omgeving beschikbaar is.
- Omschakelen kost geld. Er zal geïnvesteerd moeten worden. De overheid is momenteel bezig met de voorbereiding van een subsidie die dit jaar zal worden afgerond.
- Biologisch boeren moet bij je passen!
Bron: DLV Advies