De (verdere) verduurzaming van de Nederlandse (primaire) landbouw is een belangrijke opgave. Op basis van bestaande literatuur hebben onderzoekers van Wageningen Economic Research uitgezocht hoe haalbaar het is voor primaire landbouwbedrijven in Nederland om te verduurzamen. Kan het uit? Is er wel een verdienmodel? De zoektocht laat zien welke belemmeringen er zijn, maar ook welke kansen.
Verduurzaming vereist keuzes maken
Verduurzaming gaat gepaard met afruilen. Afhankelijk van het doel waar in de bedrijfsvoering op wordt gestuurd, komen andere ‘systemen’ naar voren als duurzamer ten opzichte van de huidige situatie. Het onderzoek richtte zich op twee vormen van verduurzaming. Ten eerste natuurinclusieve landbouw, waarvan de kern is dat landbouwproductie ook bijdraagt aan doelen op het gebied van natuur (biodiversiteit) en landschap.
Ten tweede duurzame intensivering, waarvan de kern is om met minder of gelijkblijvende input meer output te realiseren zonder dat de (negatieve) effecten op de omgeving toenemen en zonder het landgebruik ten behoeve van voedselproductie uit te breiden. Veel bedrijven in Nederland hebben vermoedelijk kenmerken van beide vormen. Meer produceren met minder input, sluit immers niet uit dat een bedrijf natuurinclusieve elementen heeft. En omgekeerd zullen ook natuurinclusieve bedrijven willen streven naar een zo efficiënt en optimaal mogelijk gebruik van inputs.
Meerkosten natuurinclusieve bedrijfsvoering kunnen hoog zijn
Er kunnen diverse belemmeringen zijn voor verduurzaming. De crux is of er een inkomen valt te behalen voor de primaire landbouwer. Voor natuurinclusieve landbouw is veel informatie beschikbaar over de meerkosten van diverse maatregelen om een bedrijf natuurinclusiever te maken. In het algemeen zijn de kosten voor inputs lager, omdat minder inputs gebruikt worden. Dit weegt doorgaans niet op tegen de afgenomen landbouwopbrengsten. De meerkosten van maatregelen voor een meer natuurinclusieve bedrijfsvoering kunnen een substantieel bedrag vormen per ha of per kg in vergelijking tot het bedrijfsinkomen per ha of kg.
Inzicht op bedrijfsniveau in de te maken kosten voor duurzame intensivering, waarbij ook de eenmalige omschakelingskosten naar een duurzamer verdienmodel worden onderscheiden, is niet generiek voorhanden. Investeringskosten, onderhoudskosten en baten zijn sterk afhankelijk van het bedrijfsmodel en de locatie van het bedrijf. Bovendien is onderscheid tussen reguliere kosten en kosten die samenhangen met verduurzaming in het algemeen niet mogelijk.
Wet- en regelgeving vaak belemmerend voor verduurzaming
Er is weinig informatie over specifieke wet- en regelgeving die belemmerend uitpakt op omschakelen naar één van de twee hoofdroutes. Wel komt naar voren dat veel wet- en regelgeving is gericht op het verbieden of juist voorschrijven van bepaalde handelingen, wat innovatie en experimenteren belemmert.
Afzetmarkt duurzame producten nog beperkt
De beperkte afzetmarkt voor producten met een duurzaamheidskeurmerk is een belangrijk obstakel.
De Nederlandse consument wil (nog) onvoldoende betalen, de boer kan (nog) onvoldoende betalen. Niet alleen aan de aanbod-, maar ook aan de vraagkant is een verduurzamingsslag nodig.
Voor toekomst ook kansen voor verduurzaming aanwezig
Er zijn ook kansen. Er is een groeiende bereidheid bij boeren te zien om zich in te zetten voor natuur, ecosysteemdiensten en biodiversiteit. Ook ketenpartijen ontwikkelen initiatieven hiervoor. Zo zijn door nauwe samenwerking tussen retail, industrie en pluimveeboeren in korte tijd grote stappen gezet om de sector te verduurzamen. Dit soort samenwerkingen kunnen in de toekomst een sleutelrol spelen om de vraag naar duurzaam geproduceerde producten te vergroten.
De obstakels die boeren en ketenpartijen daarbij tegenkomen – zoals financiering, gebrek aan langetermijnvisie, beperkte afzetmarkt – zijn reëel, maar hoeven niet onoverkomelijk te zijn.
Bron: WUR