In de geurwetgeving voor de veehouderij (Wgv) is er een mogelijkheid opgenomen om bij overbelaste situaties (te veel hinder op geurgevoelige objecten) uit te kunnen breiden. De helft van met de uitbreiding gerealiseerde milieuwinst mag gebruikt worden voor bedrijfsuitbreiding. De zogenaamde ‘50%-regel’.
Afgelopen vweek heeft de rechtbank in ’s Hertogenbosch uitspraak gedaan in een rechtszaak tussen een varkenshouder en een omwonende. Met als argument dat deze regeling in strijd is met Europese regelgeving. De rechter is van mening dat voordat de wet ingevoerd werd, 16 jaar geleden, bekeken had moeten worden wat de gevolgen waren voor het milieu (Strategische Milieu Beoordeling). De Wgv is voor geurhinder het exclusieve toetsingskader, gemeenten kunnen daar niet van afwijken. Het is aan de voorkant niet onderzocht wat de gevolgen van dit artikel waren, omdat dit artikel via een amendement op de wet is ingevoerd.
Uitzondering met de 50%-regel
Door de uitspraak kan de 50%-regel niet zonder meer toegepast worden. Er is een uitzondering. De provincies Gelderland, Limburg en Brabant hebben via de Crisis- en Herstel wel de ruimte gekregen om de 50%-regel niet of op een andere manier toe te passen. Daarmee kunnen ze een individuele afweging maken en dan is er geen SMB meer nodig. Datzelfde geldt vanaf 1 januari 2024 voor de andere provincies. Dan treedt namelijk de omgevingswet in werking.
Het principe in de omgevingswet is dat gemeenten de mogelijkheid hebben, weliswaar goed onderbouwd, af te wijken van de standaardregelgeving. Dan is er volgens de rechter in ’s Hertogenbosch geen SMB meer noodzakelijk. De uitspraak kan op de korte termijn vooral vervelend zijn voor lopende procedures en vergunningaanvragen waar de 50% regeling is toegepast. Het gevolg van de invoering van de Omgevingswet, en dat wordt in deze uitspraak bevestigd, is dat veehouders steeds meer afhankelijk worden van hoe de gemeente de geurregels toepast.
Bron: LTO Nederland