De stikstof- en fosforconcentraties zijn in de periode 1990-2021 gedaald en dalen nog langzaam. De daling is in dezelfde orde van grootte tussen beide nutriënten maar deze verschilt wel tussen de verschillende watertypen. De nutriëntconcentraties voldoen nu zowel voor fosfor als stikstof in 55 procent van de locaties aan de norm voor een goede kwaliteit. Dit meldt het Compendium voor de Leefomgeving (CLO), een samenwerkingsverband van CBS, PBL, RIVM en WUR.
Ook locaties met een slechte kwaliteit zijn nog steeds aanwezig in respectievelijk acht en drie procent van de locaties. Door de aansluiting van woningen op het riool, zuivering van afvalwater en vermindering van emissies van de industrie zijn de nutriëntengehalten gedaald. De invoering van milieuwetten in de landbouw hebben geleid tot vermindering van mestoverschotten, waardoor de uit- en afspoeling van nutriënten naar oppervlaktewater sinds 2000 is verminderd.
Verschillen per watertype
De concentraties verschillen sterk tussen de watertypen. De hoogste fosfor concentraties zijn in de brakke wateren, dat heeft een natuurlijke oorzaak door de zoute kwel. De sloten hebben ook een hoge fosfor concentratie, waarbij het 90-percentiel erg hoog is, dat komt doordat een deel van de sloten een erg hoge concentratie heeft. Bij de stikstof concentraties zijn de concentraties minder verschillend tussen de soorten waterlichamen. Bij beide nutriënten zijn de concentraties in de beken gedaald, waarbij vooral de erg hoge concentraties sterk zijn verminderd.
Nutriëntenconcentraties in Rijn en Maas
Bij de grote rivieren waren de concentraties het hoogst in de periode 1970-1980. In de Rijn zijn beide stoffen sindsdien sterk gedaald en voldoen inmiddels weer aan de norm voor rivierwater. Bij de Maas is de fosforconcentratie in deze periode gedaald, maar de stikstofconcentratie nog nauwelijks. Bij de Rijn voldoen de concentraties inmiddels aan de norm voor rivierwater, bij de Maas is dat niet het geval.
De concentraties in de Rijn zijn belangrijk voor het regionale water in Nederland omdat in een groot deel van Nederland in de zomer Rijnwater krijgt, onder andere via het IJsselmeer, om het waterpeil te behouden en door te spoelen tegen verzilting.
Beleidsdoelstellingen
De normen voor de nutriënten zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd waarbij voor de verschillende watertypen een specifieke norm is vastgelegd. Voor de natuurlijke en sterk veranderde wateren is dat de Goede Ecologische Toestand (GET), voor de kunstmatige wateren (de sloten en kanalen) geldt het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Deze normen gelden voor het zomergemiddelde.
De doelstelling voor beken is 0,11 mg P/l en 2,3 mg N/l, voor rivieren 0,14 mg P/l en 2,5 mg N/l, bij sloten is het 0,22 mg P/l en 2,4 mg N/l/ en bij meren 0,02 – 0,04 mg P/ en 0,08 en 1,0 mg N/l afhankelijk van het type. Bij kanalen is er een onderscheid in niet bevaarbare en bevaarbare kanalen, dat is dan respectievelijk 0,15 en 0,25 mg P/l en 2,8 en 3,8 mg N/l.
Per waterlichaam kunnen deze normen worden aangepast aan de specifieke situatie, wat bij een kwart van de meetpunten het geval is. In deze overzichten zijn de KRW meetpunten beoordeeld ten opzichte van de waterlichaam specifieke norm en de overige meetpunten ten opzichte van de watertype specifieke norm.
Ruim de helft voldoet aan de norm
Op veel locaties voldoet het water al aan de norm voor de goede kwaliteit voor stikstof of fosfor. Terwijl de normen en de concentraties sterk kunnen verschillen tussen de verschillende watertypen, geven de resultaten van de beoordelingen een vergelijkbaar beeld. In bijna alle grafieken neemt het percentage meetpunten met een slechte kwaliteit af en met de goede kwaliteit toe.
Significante verbeteringen
Bij de meeste watertypen nemen beide nutriënten af maar deze afname is niet overal even sterk. De beken laten het laatste jaar significant betere waarden zien dan de waarden van 2015 en eerder. Bij de kanalen en meren is dat voor fosfor in 2013, voor stikstof respectievelijk 2009 en 2003. Voor de sloten geldt voor fosfor 2003 en voor stikstof 2012, bij de brakke wateren 2008 en 2011. Voor de sloten, meren en brakke wateren geldt dat deze in de KRW periode nauwelijks zijn verbeterd.
Effect van hoge nutriëntenconcentraties
De nutriënten stikstof en fosfor veroorzaken algenbloei (eutrofiëring oftewel vermesting) in stilstaande wateren zoals meren en kanalen. In sloten ontstaat een gesloten kroosdek zodat het water eronder zuurstofloos wordt. Bij beken ontstaat algengroei en groei van waterplanten. Bovendien stromen met het water nutriënten naar meren en de Noordzee, waardoor daar negatieve effecten kunnen optreden. Voor het zoete water is de concentratie van fosfor het meest bepalend voor algenbloei.