De opbrengst van een heffing op vleesproducten die door de overheid wordt teruggesluisd naar veehouders kan onder goede voorwaarden de veehouderijsector verduurzamen. Maar om doeltreffend te zijn, moeten ook ketenarrangementen zoals het Beter Leven keurmerk en duurzame subsidies worden ingezet. Ook is een goede samenwerking tussen de overheid en de sector cruciaal. Dat blijkt uit onderzoek van Wageningen University and Research, uitgevoerd op verzoek van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
Onderzoek naar de verduurzaming van de vleessector dekt meestal niet alle duurzaamheidsdoelen. Wageningen University heeft nu onderzocht welke manier van het beprijzen van vlees kan leiden tot economische duurzaamheid (een eerlijke prijs), sociale duurzaamheid (volksgezondheid, dierenwelzijn) en ecologische duurzaamheid (minder landgebruik, biodiversiteit). Het ene duurzaamheidsdoel, bijvoorbeeld dierenwelzijn, moet namelijk niet leiden tot achteruitgang op een ander vlak, zoals het verminderen van stikstofuitstoot.
Mix van maatregelen
De heffing die is teruggesluisd naar veehouders scoort het best op alle duurzaamheidsdoelen. Maar de weg er naar toe bepaalt het succes. Er moeten door de overheid duidelijke stippen aan de horizon worden gezet. Daarna moeten er samen met het bedrijfsleven doelen worden vastgesteld. De vraag is of de overheid en de vleessector het eens kunnen worden op welke manier en aan wie het geld teruggesluisd zal worden. Als er niet goed wordt overlegd is de kans op mislukking groot. Wat het proces kan helpen is om de duurzaamheidsprogramma’s die de varkenshouderij- en pluimveesector in 2019 hebben opgesteld als basis te gebruiken. Er moet daarbij goed op worden gelet of vleesproducenten voor de out-of-home sector en buitenlandse markt zich aansluiten. Subsidies voor investering in duurzaamheid kunnen een mooie stimulans en aanvulling zijn.
Impact van keurmerken als Beter Leven
Er is om verschillende redenen een breed draagvlak om het heffingssysteem als aanvulling op ketenarrangementen; zoals het Beter Leven keurmerk, te gebruiken. Partijen uit de veehouderijsector zijn voor ketenarrangementen omdat ze graag de markt zijn werk willen laten doen; zodat daaruit de consumentenvraag kan worden afgeleid. Maar ketenarrangementen alléén gaan meestal niet ver genoeg. Het Beter Leven keurmerk heeft een grote impact op het gedrag van consumenten in de supermarkt. Maar dat geldt niet voor vlees voor de out-of-home sector en de export. Het heeft op minder dan 50 procent van de vleesproductie effect. Ook beïnvloedt het de consumptie nauwelijks als vlees met een keurmerk duurder blijft dan gangbaar vlees. Ondervraagde ngo’s zijn daarom voor een mix van maatregelen. De onderzoekers zien dit ook als meest succesvol.
‘Vleestaks’: belastingen op vlees
Met belastingen op het houden van dieren, een slachttaks of een consumententaks verhoogt de motivatie om te verduurzamen bij de veehouders niet. Een consumententaks verlaagt de vleesconsumptie; maar bij een taks op het houden van dieren is de kans groot dat de productie met bijbehorende uitstoot zich verplaatst naar het buitenland. Bij de consumententaks is het gevaar dat wat minder is verkocht; wordt geëxporteerd. Waardoor de effecten op de productie en de bijhorende uitstoot beperkt is. De onderzoekers stellen dat het opkopen van bedrijven van veehouders door de overheid eenvoudiger is dan een belasting op het houden van dieren. En als er een heffing komt, zal minder duurzaam geproduceerd vlees een hogere heffing moeten krijgen dan duurzaam vlees.
Btw draagt niet bij aan duurzaamheidsdoelen
Een verhoging van de btw op vlees naar 21 procent zien de onderzoekers niet als doeltreffend. De opbrengst zal dan in de schatkist belanden en draagt dan niet bij aan duurzaamheidsdoelen. Ook is er een kans dat de btw op een vegetarische hamburger omhoog gaat, omdat het ook onder de naam hamburger in het schap ligt.
Demissionair minister Carola Schouten van het ministerie van LNV gaf voor de aanvang van het onderzoek aan dat de Rijksoverheid een mix van beleidsinstrumenten kan inzetten en dat zij zich wil zich verbinden aan alle partijen die goede uitkomsten in de praktijk willen brengen.
Bron: WUR