Eind vorige week stuurde demissionair minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een brief over het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) naar de Tweede Kamer. De minister gaf aan het belangrijk te vinden dat boeren blijven meedoen met het GLB. En dat extra nationale financiering voor de hand ligt gezien de vele ecologische en klimaatopgaven.
Op donderdag 30 september spreekt de Tweede Kamercommissie LNV met de minister over het Nationaal Strategisch Plan, het NSP, de Nederlandse invulling van het GLB. Schouten schrijft in haar brief dat er in het GLB sprake is van een 5 procent daling in de eerste en een 15 procent daling in de tweede pijler. Daarnaast is er voor 2022 al een 15 procent overheveling afgesproken met de provincies. Dit percentage zal in de periode tot 2027 als het aan de minister ligt verder stijgen. In de praktijk betekent dit dat de basisinkomenssteun in de eerste pijler nog verder daalt. LTO is hier faliekant op tegen. Als er meer ambities zijn in de 2e pijler, dan kunnen de overheden zelf meer financieren.
“Naar een doeltreffend en doelmatig Nationaal Strategisch Plan”
Daarnaast verwijst de minister naar het WUR-rapport “Naar een doeltreffend en doelmatig Nationaal Strategisch Plan”. In dit rapport wordt er gepleit voor maar liefst 30 procent overheveling van de eerste naar de tweede pijler van het GLB. De onderzoekers constateren op basis van scenariostudies dat het percentage landbouwers op minder dan het minimum inkomen stijgt van 20 procent naar 22-25 procent.
‘Bruikbare elementen’
Schouten laat weten dat het rapport weliswaar ‘bruikbare elementen’ bevat maar dat het belangrijk is dat boeren blijven meedoen aan het GLB. Dit is een zeer belangrijk punt voor LTO. Wanneer een substantieel deel van de gelden in de eerste pijler worden overgeheveld, wordt het veel minder aantrekkelijk voor boeren om te blijven meedoen met het GLB. Boeren die afhaken doen ook niet meer mee aan de eco-regelingen en het ANLb (agrarisch natuurbeheer).
Minister Schouten noemt een gebiedsgerichte aanpak effectief aangaande zaken als klimaat, stikstof en Natura2000. Daarbij geeft ze ook aan dat extra nationale financiering voor de hand ligt; gezien de omvang van de opgaven die er liggen. Onder aan de streep moet er vanaf 2023 door boeren al meer gedaan is voor minder geld uit het GLB; dus komt deelname sowieso onder druk te staan. LTO heeft vanaf het begin van de GLB-hervorming al ingezet op het niet verzwaren van de eisen.
Basiseisen uit Brussel
De minister schrijft over een aantal van de basisnormen die de EU voorschrijft, de ‘Goede Landbouw- en Milieucondities’ (GLMC):
GLMC2: de minister denkt aan gebiedenbeleid voor laagveengebieden. Dit zou kunnen beteken dat hier de inkomenssteun iets verhoogd is ten koste van de hectaresteun elders.
GLMC 4: 3 meter bufferzones langs waterlopen (sloten), waarbij is aangegeven dat onderbouwde uitzonderingen weliswaar mogelijk zijn, maar dat dit niet voor heel Nederland zal gelden. Daarnaast schrijft de minister dat dit voorstel in lijn moet zijn met het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
GLMC 8: Gewasrotatie en -diversificatie: ook bij dit punt geeft de minister aan dat het in goede afstemming met het 7e Actieprogramma moet gebeuren. Het ministerie onderzoekt nog of een rotatie met 1:4 rustgewassen strookt met de Brusselse teksten.
GLMC 9: Niet productief areaal: volgens de Brusselse teksten moeten deelnemende akkerbouwers en vollegrondstelers een deel van hun bouwland als niet-productief bestemmen. Dit kan door 3 procent van het bouwland in te vullen met landschapselementen als houtwallen, heggen en sloten. Daarnaast moet op 4 procent van het bouwland vanggewassen (wegingsfactor 0,3) geteeld worden.
Schouten overweegt de invulling met vanggewassen in Nederland echter niet toe te staan en noemt het meetellen van vanggewassen in de huidige vergroening greenwashing van bestaande praktijken. De minister geeft wel aan dat het uitgangspunt is dat ieder bedrijf naar vermogen een eerlijke bijdrage levert aan de verduurzamingsopgave, maar dat ook uitvoeringslasten een rol spelen.
Bedrijven met meer dan 75 procent blijvend en tijdelijk grasland zijn van EU uitgezonderd van GLMC 8 en 9. De minister lijkt hier nog geen keuze in gemaakt te hebben.
GLMC10: productiegrasland in Natura 2000 gebieden mag vernieuwd worden. De minister noemt dit niet in haar brief.
Eco-regelingen en specifieke steun
Via de zogenoemde eco-regelingen kan geld doelgerichter ingezet worden. Potentiële eco-regelingen zijn als bijlage bij de brief van de minister gevoegd. LNV geeft plannen voor een puntensysteem, waarbij de ondernemer een minimaal aantal punten moet halen op het gebied van; biodiversiteit, bodem, water, klimaat en landschap. Afhankelijk van het aantal behaalde punten wordt er betaald op een brons/zilver/goud niveau. Biologische bedrijven worden automatisch als goud aangemerkt. Daarnaast komt er per gebied een keuzemenu.
Voor wat betreft agrarisch natuurbeheer schrijft de minister dat zij graag het areaal hiervoor wil uitbreiden en ook de thema’s klimaat en water wil meenemen in de doelen hiervan. Voor jonge landbouwers blijft de top up in de eerste pijler bestaan. En is de support aangevuld met vestigingssteun uit de tweede pijler.
Voortgang
Het voorstel voor het NSP moet eind 2021 in Brussel liggen, waar de Europese Commissie zes maanden heeft om het goed te keuren. Het is de vraag of dit allemaal tijdig lukt, ook met het oog op de aangekondigde start van het nieuwe beleid: op 1 januari 2023 gaat het nieuwe beleid in.
LTO blijft zich de komende maanden inzetten voor een sterk GLB, dat kan dienen als inkomensvangnet en dat toekomstperspectief biedt. Daarbij blijft het essentieel dat de basisvoorwaarden niet worden verzwaard door er extra regels bovenop te stellen.
Bron: LTO Nederland