De melkveehouderij draagt bij aan de uitstoot van ammoniak en methaan. Een verlaging van de één zou niet moeten leiden tot verhoging van de ander. Daarom streeft de sector er naar om ammoniak- en methaanemissies tegelijk te verminderen op melkveebedrijven. Uit de eerste onderzoeksresultaten van een beweidingsonderzoek door Wageningen Livestock Research blijkt dat ‘gras en weidegang’ de potentie hebben om niet alleen de ammoniak-, maar ook de methaanemissie te verminderen.
De juiste graslandstrategie
Grasland is de basis van de melkveehouderij. Veehouders kunnen hiermee sturen op zowel ammoniakemissie als de enterische methaanemissie. Enterisch methaan is afkomstig uit de pens van melkkoeien door fermentatie. De juiste graslandstrategie kan direct de voeding van melkvee verbeteren en daarmee ammoniak- én methaanemissie verlagen. Van ammoniak is al meer bekend over hoe voer- en graslandstrategieën de emissie kunnen verminderen. Onderzoekers van Wageningen Livestock Research hebben op de Dairy Campus in Leeuwarden gekeken hoe dat werkt voor vers gras en methaan.
In twee proeven van elk 3 perioden; (voorjaar, zomer, najaar) is een rantsoen bestaande uit 100 procent graskuil, 100 procent zomerstalvoedering en een 100 procent weidegang met elkaar vergeleken (proef A). Daarnaast is er onderscheid gemaakt in kort en lang gras bij overdag weiden met ’s nachts graskuil (proef B).
Vers gras voeren
Uit de resultaten van het eerste jaar onderzoek blijkt dat melkveehouders methaanemissie kunnen verminderen door te sturen met weidegang, groeistadium, kwaliteit van gras en seizoen. Dag en nacht weiden en zomerstalvoedering kan leiden tot lagere methaanemissie in vergelijking met graskuil. Tijdens het onderzoek was bij volledige weidegang de emissie 10-30 procent lager dan bij het voeren van graskuil; bij volledige zomerstalvoedering 0-20 procent (proef A).
Het seizoen en de groeiomstandigheden van het verse gras en de kwaliteit van de graskuil bepalen het exacte percentage emissieverschil. Met name in het voorjaar, op jong gras, zijn de verschillen met graskuil het grootst. Een lagere methaanemissie is ook afhankelijk van het groeistadium. Er werd namelijk een lagere methaanemissie bij kort gras met een korte groeiduur gevonden dan bij relatief lang gras met een langere groeiduur (proef B). De emissie voor kort gras was zo’n 10 procent lager vergeleken met lang gras in het voorjaar; wanneer de vers graskwaliteit het hoogst is.
Doorvertaling naar de praktijk
De resultaten van het eerste jaar onderzoek laten zien waar kansen liggen om de bestaande modellen, waaronder de KringloopWijzer, voor de berekening van methaanemissie in relatie tot vers gras te verbeteren. De KringloopWijzer berekent de emissie van vers gras en zomerstalvoedering zonder te corrigeren voor de vers graskwaliteit. De berekening voor emissie van graskuil corrigeert de KringloopWijzer al wél voor de graskwaliteit. De gemeten methaanemissie voor vers gras was lager dan voorspeld met behulp van de KringloopWijzer-rekenregels.
Om dit beter te kunnen verklaren, zal de komende jaren verder onderzocht worden hoe een koe vers gras precies afbreekt. Om de rekenregels in een volgende stap eventueel te corrigeren voor vers graskwaliteit is het essentieel deze mechanismes te begrijpen en de resultaten te toetsen bij meerdere weerjaren. Een betere berekening van de methaanemissie helpt melkveehouders de methaan- en ammoniakemissie gelijktijdig te verlagen. Om te komen tot praktische handvatten voor melkveehouders worden de effecten van gras en weidegang op methaanemissie ook alvast doorgerekend op praktijkbedrijven.
Bron: Dairy Campus