De hoogte van de melkproductie is voor melkveehouders het belangrijkste selectiecriterium om het inseminatiemoment uit te stellen en koeien bewust een langere lactatie te laten maken. Dat blijkt uit de eerste drie deelrapportages van het project Lactatie op Maat die vanaf nu beschikbaar zijn.
In deze rapportages beschrijven de onderzoekers resultaten van interviews met veehouders naar hun motivatie en strategie bij het bewust verlengen van de lactatie, zgn. duurmelken. Ook zijn inseminatie- en melkcontrolegegevens van dezelfde melkveehouders geanalyseerd. Daarnaast hebben de onderzoekers een modelstudie gedaan op basis van o.a. gegevens van Deense melkveebedrijven welke werken met een verlengde lactatie om de gevolgen voor het economisch resultaat en milieu in te schatten.
Minder afkalfmomenten
De voornaamste redenen van de 13 Nederlandse melkveehouders in het netwerk ‘Duurmelken’ om de lactatie van hun koeien bewust te verlengen waren minder afkalfmomenten, minder kalveren, droogzetten bij een lagere melkproductie, betere bevruchtingspercentages en besparing van arbeid rondom droogzetten en afkalven. De selectiecriteria van koeien voor een verlengde lactatie was verschillend per veehouder en meestal gebaseerd op de melkproductie tijdens de piek van de lactatiecurve, de daling in melkproductie of het aantal dagen in lactatie.
Vruchtbaarheid gelijk bij een bewust verlengde lactatie
Op de netwerkbedrijven was het percentage drachtige dieren na eerste inseminatie niet hoger bij latere eerste inseminaties. In die zin bleef de vruchtbaarheid gelijk. Het effect van inseminatiemoment op de vruchtbaarheid was echter verstrengeld met melkproductieniveau. Juist de hoogproductieve koeien werden nl. geselecteerd voor een verlengde lactatie. Naast selectie van de hoogproductieve koeien voor een verlengde tussenkalftijd, kan ook het slecht drachtig worden van hoogproductieve koeien in begin lactatie, of minder negatief effect van de dracht op de lactatiecurve redenen zijn voor een hogere piek en hogere 305 dagen productie bij een langere tussenkalftijd. Ondanks de hoogste 305-dagen productie was de melkproductie per dag tussenkalftijd meestal niet het hoogst bij de langste tussenkalftijd. Meer onderzoek is nodig om te zien of de reductie in melkgeld kan worden gecompenseerd door verminderde arbeid, voer- of ziektekosten of een verbetering in levensduur.
Resultaten bij duurmelken afhankelijk van gevolgen voor persistentie en levensduur
Bij Deense melkveebedrijven waar bij Holstein-Friesian koeien bewust de lactatie werd verlengd zijn de effecten van het verlengen van de tussenkalftijd met 2 of 4 maanden op de totale melkproductie klein. Wanneer alleen bij de vaarzen de lactatie werd verlengd was er zelfs helemaal geen verschil in melkproductie per bedrijf per jaar, maar waren er wel minder afkalfmomenten, en minder dagen droog per jaar. Voor de emissie van broeikasgassen per eenheid melk gold dat wanneer het verlengen van de lactatie gepaard gaat met een verlengde levensduur van melkvee, dit de broeikasgasemissies per eenheid melk sterk vermindert. Dus enkel het duurmelken van vaarzen leverde in deze studie geen reductie in melkgeld, vraag blijft of verminderde arbeid, ziektekosten of betere levensduur reductie in melkgeld bij duurmelken van volledige koppel kan compenseren.
Praktijkproef Dairy Campus
Parallel aan het netwerk ‘Duurmelken’ loopt op de Dairy Campus een proef met 150 koeien en drie verschillende inseminatietijdstippen: vanaf 50, 125 of 200 dagen in lactatie. De laatste koeien zullen deze proef eind januari 2020 verlaten, de resultaten uit deze proef komen in de loop van 2020 beschikbaar.