Het is algemeen bekend dat teveel onbestendig eiwit bij koeien resulteert in een lagere benutting van het eiwit én een hoog ureumgehalte. Dat kan gevolgen hebben voor de gezondheid, vruchtbaarheid en genetische vooruitgang van de koe. “Veehouders kunnen hier bij de keuze van de meststof rekening mee te houden.”
Dit zegt Piet Riemersma, ruwvoerspecialist bij Van Iperen in Westmaas. Riemersma geeft aan dat de keuze van de meststof bepalend is voor de kwaliteit van het eiwit in het gras. “Ureumstikstof zorgt verhoudingsgewijs voor een lager OEB- en een hoger DVE-gehalte in het gras in vergelijking met meststoffen die meer nitraatstikstof bevatten. Dit resulteert in een lager ureum in de melk en een hogere benutting van het eiwit voor de melk(eiwit)productie.”
Volgens Riemersma is de totale hoeveelheid ruw eiwit in het gras niet bepalend. “Bij de juiste kwaliteit eiwit in het gras, hoeft een rantsoen geen 155-160 gram ruw eiwit per kilo droge stof te bevatten. Als koeien kunnen kiezen, gaan ze bij een rantsoen met een hoog aandeel onbestendig eiwit meer energie opnemen.”
Onderzoek Amazing Grazing
Hij refereert hierbij naar een onderzoek van het ‘Amazing Grazing’ project van de Dairy Campus in 2016. Daarbij keken zij naar de grasopname door de koe bij verschillende OEB-concentraties. Bij de proef kregen de koeien de ruimte en de vrijheid om te kiezen. De groep met een hoog OEB in het gras nam 1,5 kilo droge stof meer mais op ten koste van gras. Riemersma: “Een koe voelt dus feilloos aan wat wel of niet goed voor haar is. Een hoog OEB is een belasting voor haar. Het overschot aan OEB moet de koe via de lever wegwerken. Dat laat ze zien door een hoog ureum in de melk. Als dat te hoog blijft of teveel in extremen schommelt, wordt ze ziek, produceert minder en wordt minder snel drachtig.”
De koe ‘vertelt’ het
Volgens de ruwvoerspecialist is het belangrijk om naar de signalen van de koe te kijken. “Donkere en dunnere mest, hogere en sterk schommelende ureumgetallen, verminderde gezondheid en vruchtbaarheid kunnen wijzen op een te hoog eiwit. Mais kan het eiwitgehalte in het rantsoen drukken, maar Riemersma weet een goedkopere oplossing. “Door bij het bemesten al rekening te houden met de verwachte DVE/OEB-verhouding in het gras of de graskuil, hoeven veehouders niet bij te sturen met energierijke producten. Voldoende kwalitatief goed eiwit met een lager OEB in eigen geteeld gras heeft veel voordelen: een hogere eiwitbenutting van het eigen land, lagere voerkosten, een lager ureum in de melk en gezondere koeien”, aldus Riemersma
Onderstaande tabel toont de effecten van verschillende producten voor bemesting.
Product |
Ruw Eiwit opbrengst 1e+2e snede |
RE/kg ds |
DVE % van RE |
OEB % van RE |
DVE/OEB Verhouding |
Index |
Powerbasic |
1351 kg |
170 |
48,7% |
10,9 % |
4,47 |
133% |
KAS + S |
1299 kg |
179 |
49,4% |
13,5 % |
3,65 |
109% |
KAS |
1265 kg |
178 |
49,6% |
14,7 % |
3,36 |
100% |
Tabel: Opbrengst gegevens 2010-2015, 144 voederwaardeanalyses