1. Wat?
Voor landen die werken met een ‘vaste basis’ wordt om de 5 jaar de genetische basis aangepast. Dit zal nu terug gebeuren samen met de indexberekening van april 2020. Er zijn ook landen waar dit jaarlijks gebeurt zoals in Canada, Frankrijk, Italië, dit noemen we een ‘glijdende basis’. Op dit moment hanteren we de basis gevormd door de koeien geboren in 2010. Dit gaat 5 jaar opschuiven naar koeien geboren in 2015. Bijna alle fokwaarden voor alle stieren zullen dalen, uitgezonderd voor een paar kenmerken (zie tabel 1). Uiteraard kan het effectieve verschil met de december fokwaarden op stierniveau groter zijn dan de basisaanpassing omdat de beschikbare informatie per stier verschilt (vb. extra dochters) of andere berekeningswijzen van bepaalde fokwaarden.
2. Waarom?
– Om objectief te kunnen vergelijken met een relevante populatie
– Bevordert stabiliteit in de fokwaarden
– Geeft een duidelijk beeld van de genetische vooruitgang
3. Verwachte verschillen
In tabel 1 staan de verschillen per kenmerk met de vorige basis. Let op dit zijn verwachte cijfers! De exacte cijfers zullen pas kenbaar zijn met de indexdraai zelf, maar dit zal nauwelijks afwijken van deze. Dus een stier die nu 1500 ponden melk vererft, zal na april nog 1008 ponden doorgeven. Een stier met 2,92 voor SCS, wordt 3,00!
Tabel 1. holstein en jersey : differences in predicted transmitting abilities (CDCB report)
4. 2015 versus 2020
Tabel 2 geeft weer wat de verschillen zijn tussen de vorige basisaanpassing in 2015 en deze van dit jaar. Hieruit kunnen we afleiden dat de genetische vooruitgang beduidend hoger geweest is in de laatste 5 jaar voor productiekenmerken. Dit is uiteraard te wijten aan het effect van de genomics. Vooral de vooruitgang in melk is opvallend. De totale fenotypische vooruitgang tussen 2010 en 2015 is 1077 ponden, d.w.z. van 26 994 naar 28 071. Ook voor productive live, udder composite, net merit en TPI boeken de Amerikaanse holsteins een sterke winst. Over de rassen heen heeft Jersey nog grotere stappen gezet dan Holstein.