De KringloopWijzer is in 2022 uitgebreid met het onderdeel bodemkoolstof. Voor de grondsoorten zand, klei en löss wordt de koolstofbalans van de laag van 0-25 cm berekend. Deze eerste versie vergt geen extra invoer van de gebruiker omdat een deel van de benodigde invoer bestaat uit regio-specifieke data. Mede daardoor heeft de uitvoer een indicatief karakter en dient het vooral voor bewustwording van de gebruiker over veranderingen van de hoeveelheid bodemkoolstof op het melkveebedrijf.
De invoergegevens voor de berekeningen in het onderdeel bodemkoolstof van de KringloopWijzer 2022 bestaan uit bedrijfsspecifieke en regio-specifieke data. De bedrijfsspecifieke data zijn grondsoort, gewas en dierlijke-mestgift. De regio-specifieke data worden op basis van de vier- of zescijferige postcode opgehaald. Voor de grondsoorten zand, klei en löss (minerale gronden) zijn dat het organische-stofgehalte en kleigehalte in de laag van 0-25 cm en het gemiddelde weer.
In dit artikel leggen we voor de minerale gronden uit wat de invloed is van het gebruik van het regio-specifieke organische-stofgehalte en hoe je het eventueel kunt vergelijken met eigen bodemanalyses.
Invloed organische stof op de koolstofbalans
De koolstofbalans is het verschil tussen de koolstofaanvoer naar de bodem en de koolstofafbraak in de bodem. De aanvoer naar de bodem bestaat uit gewasresten, dierlijke mest en compost. Deze aanvoerposten zijn allemaal bekend op een bedrijf. De koolstofafbraak (omzetting van organische koolstof naar CO2) daarentegen, is juist afhankelijk van kengetallen die we nu nog op postcodegebied gebruiken, namelijk het organische-stofgehalte en het kleigehalte. Een positieve balans staat gelijk aan netto koolstofvastlegging; een negatieve balans staat gelijk aan netto koolstofverlies.
Hoe hoger het organische-stofgehalte, hoe hoger de afbraak, dus hoe lager de balans (Figuur 1). De balans van grasland is hoger dan van snijmais, vooral vanwege de hogere aanvoer uit gewasresten. Gemiddeld is bij grasland de balans 600 kg koolstof /ha hoger dan bij snijmais. Hoe hoger het kleigehalte in de bodem, hoe lager de afbraak, dus hoe hoger de balans. Gemiddeld is de balans op klei zo’n 500 kg koolstof /ha hoger dan op zand.
Vergelijken met eigen bodemanalyses
De meeste veehouders laten regelmatig grondmonsters analyseren. Het is dus goed mogelijk dat de postcode specifieke uitgangswaarde van het organische stofgehalte niet overeenkomt met de het gehalte van de metingen op het eigen bedrijf. Uit de lijnen in Figuur 1 hebben we afgeleid dat elke procentpunt organische stof de balans verandert met gemiddeld 120 kg per ha op zandgrond en gemiddeld 80 kg per ha op kleigrond. Met deze getallen kun je inschatten hoeveel de koolstofbalans op basis van je eigen metingen afwijkt van de koolstofbalans op basis van de postcode specifieke waarde. Let wel op dat grasland doorgaans op 0-10 cm wordt bemonsterd, terwijl de KringloopWijzer uitgaat van het organische stofgehalte in 0-25 cm. Als vuistregel mag je aanhouden dat op blijvend grasland het organisch stofgehalte in de laag van 0-25 cm een kwart lager is dan in de laag van 0-10 cm. Op regelmatig geploegd tijdelijk grasland is het verschil tussen 0-10 en 0-25 cm relatief klein.
Dit jaar werken we eraan om de organische stofgehalten van grondbemonstering van het eigen bedrijf via de koppeltool te gebruiken voor de berekeningen van de koolstofbalans.
Bron: WUR