LTO Nederland en Cumela hebben middels een brief aan minister Schouten verzocht om de uiterste zaaidatum van een vanggewas na de teelt van mais dit jaar uit te stellen naar 31 oktober. Eventueel is een differentiatie naar gebied te overwegen. Aanleiding hiervoor zijn de signalen die beide organisaties de afgelopen weken van hun leden hebben ontvangen over dat de maïs later rijp is dan normaal. De uiterste datum van 1 oktober niet gehaald gaat worden.
Laat zaaitijdstip
Het groeiseizoen van dit jaar kenmerkt zich door een laat zaaitijdstip (vanwege kou en natte omstandigheden in het voorjaar) en relatief koele groeimaanden. Hierdoor vindt de afrijping op een groot deel van het maisareaal dichtbij of na 1 oktober plaats. Het lijkt erop dat een zeer aanzienlijk areaal van de snijmais niet voor 1 oktober rijp geoogst kan worden. Door de natte omstandigheden aan het begin van het groeiseizoen was het vaak niet mogelijk om een vanggewas als onderzaai in te zaaien.
De afgelopen weken ontvingen LTO Nederland en Cumela diverse zorgen van leden. In de zomer is er al contact geweest met LNV, en mede op verzoek van zowel LTO Nederland en Cumela heeft er op 10 september al een ambtelijk overleg plaatsgevonden waarin deze signalen zijn gedeeld. Vorige week 17 september volgde een tweede overleg; waarna LTO Nederland en Cumela hebben besloten een formeel verzoek in te dienen bij de minister van LNV.
Nut en noodzaak goed ontwikkeld vanggewas
LTO Nederland en Cumela geven in deze brief richting de minister aan dat dat zij nut en noodzaak van een goed ontwikkeld vanggewas zien. De inzet van vanggewassen is goede landbouwpraktijk na de teelt van (snij)mais. Telers, loonwerkers en adviseurs zijn bij maïs een slag aan het maken naar vervroegen van het tijdstip van de oogst. Dit doormiddel van vroegere rassen en andere zaaimethoden (o.a. gelijkzaai en onderzaai). Maar deze ontwikkeling kost tijd. Daarbij laten weersomstandigheden zich niet sturen door een datum.
Onrijpe mais: verlies aan voederwaarde
Veehouders willen afgerijpte snijmais en daarmee zetmeel oogsten. Ruwvoer is immers de basis van een rantsoen. Voor snijmaïs geldt daarbij dat deze maar één keer per jaar worden geoogst. Onrijpe mais betekent verlies aan voederwaarde en daardoor zijn rantsoenen lastiger uit te balanceren. Dit brengt mogelijk ook nog meer emissies met zich mee in de vorm van ammoniak en methaan. Daarbij komt dat niet optimale rantsoenen vaak nog gecompenseerd moeten worden met krachtvoer. Dit is iets wat kostprijsverhogend werkt en ook onwenselijk is vanuit een kringloopgedachte.
Capaciteit loonwerkers
Duidelijk is ook dat de capaciteit bij loonwerkers niet aanwezig is om dit jaar alle rijpe (en onrijpe) snijmaïs vóór 1 oktober te oogsten. Dit zet grote druk op de planning bij de loonwerkers. Daarnaast wil een deel van de telers graag na de oogst, maar voor de zaai van het vanggewas; nog bodemverbeterende maatregelen uitvoeren als egaliseren, lostrekken van sporen of bekalken.
Bron: LTO Nederland