De variatie in de hoogte van de ammoniakemissie bij mesttoediening is groot. Identificeren en kwantificeren van invloedsfactoren kan bijdragen om de emissie verder terug te dringen. Ammoniakemissie laat een duidelijke seizoentrend zien als gevolg van weersomstandigheden.
Emissies van ammoniak bij toediening van dierlijke mest vormen een groot aandeel van de totale ammoniakemissies in Nederland. Betere en gedetailleerde informatie over welke factoren van invloed zijn op de emissie en welke factoren te beïnvloeden zijn, zou de landbouwpraktijk handvatten/knoppen bieden om de emissies beter te reguleren en te reduceren.
Achtergrond
De emissiefactoren voor ammoniakemissie bij mesttoediening zijn gebaseerd op de gemiddeld gemeten ammoniakemissie per toedieningsmethode onder de gemiddelde omstandigheden voor de mest, het weer, de bodem en het gewas zoals die in de vele veldproeven voorkwamen.
Probleem en doelstelling
Vanuit het beleid en de praktijk wordt aangedrongen op verdere onderbouwing van de emissies en aanvullende emissie reducerende maatregelen. Informatie over het kwantitatief effect van een aantal invloedsfactoren op de emissie ontbreekt nog. Doel van het onderzoek was het kwantificeren van factoren die de ammoniakemissie bij de mesttoediening beïnvloeden.
Aanpak
Binnen het project is op basis van velddata onderzocht welke factoren (kwantitatief) de ammoniakemissie bij de mesttoediening van rundermest op grasland beïnvloeden. In totaal zijn 192 proeven geanalyseerd: 68 met bovengronds breedwerpig verspreiden, 42 met sleepvoet en 82 met zodenbemesting.?
Resultaten
Effecten verschillen per toedieningstechniek en periode na de mesttoediening. Hogere windsnelheden en temperaturen leiden tot hogere emissies. Grashoogte had een effect op de emissie bij sleepvoet en zodenbemesting. Emissies waren het hoogst op kleigrond gevolgd door veengrond voor bovengronds en sleepvoet en bij zodenbemesting afnemend voor klei, veen en zand.
Seizoen trend
Berekeningen van de emissies voor de weersomstandigheden 1991-2014 geven een duidelijk beeld van de spreiding in de hoogte van de emissie gedurende het seizoen. Emissies zijn hoger gedurende de zomeromstandigheden en duidelijk lager in het vroege voorjaar en het late najaar; dit effect is het meest duidelijk bij bovengrondse toediening.
Inspelen op weersomstandigheden
Eerste verkennende berekeningen laten zien dat, wanneer binnen een maand alleen tijdens de 5 meest emissie-reducerende dagen wordt uitgereden, het emissieniveau bij bovengrondse toediening met relatief circa 20% wordt verlaagd en bij sleepvoet en zodenbemester met relatief circa 25-30%. Uitrijden onder die omstandigheden zal echter niet altijd mogelijk zijn.
De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in:
Samenvattende notitie Verklaring variatie NH3 emissie mesttoediening grasland.