Afgelopen maandag is de Nationale Week zonder Vlees weer enthousiast van start gegaan. De initiatiefnemers roepen burgers van Nederland op om een week geen vlees te eten. De hoofdboodschap is dat we hiermee onze milieu-impact beperken. Vorig jaar gaf de organisatie nog aan dat iedere deelnemer daarmee zeven maanden douchen zou besparen. Dit komt overeen met 10.000 liter water per persoon. Daarnaast zou iedere deelnemer de CO2-uitstoot van 111 km met een auto besparen.
Dit jaar heeft de organisatie getracht om de cijfers van de besparingen beter te onderbouwen. Blonk Consultants heeft voor de Week zonder Vlees van dit jaar onderzoek gedaan om dichter bij de waarheid te komen als het gaat om de echte impact van onze voedselconsumptie. En zo betekent in 2019 een week geen vlees eten ineens dat iemand geen water bespaart, maar juist 142 liter water extra gebruikt. En dat de vergelijkbare CO2-uitstoot is gekrompen naar een autorit van 58 km. Want iemand die geen vlees eet, moet de voedingsstoffen natuurlijk wel compenseren met andere, vooral plantaardige, producten. En de productie en het vervoer van die producten leggen ook beslag op ons milieu. De impact van vlees eten valt dus eigenlijk best wel mee. Je bespaart meer als je een dag met de trein reist of 100 km per uur rijd in plaats van 130.
We weten maar weinig
Deze nieuwe inzichten maken duidelijk dat we eigenlijk maar weinig weten over de duurzaamheid van de producten die we eten. Het eten van vlees wordt over het algemeen geassocieerd met een grote milieu-impact, terwijl dit niet alleen afhankelijk is van de alternatieven die hiervoor in de plaats moeten komen, maar bovendien van de productiemethode, de locatie en de gebruikte grondstoffen. Van plantaardige producten gaan we er gemakshalve vanuit dat de impact laag is. Voor de plantaardige productie wordt dierlijke mest belangrijker in de transitie naar een meer circulaire landbouw. Veel van het groente en fruit wordt vanuit alle delen van de wereld geïmporteerd en ook hier spelen productiemethoden, grondstoffen en zaken als bestrijdingsmiddelen een rol.
Er is nog geen eenduidige manier om de duurzaamheid van ons voedsel met zekerheid vast te stellen. Een aantal keurmerken, zoals biologisch, PlanetProof en Beter Leven, geven consumenten enige houvast. Maar net als bij de energielabels voor woningen en auto’s geven de voedsellabels relatief weinig informatie over de echte impact. De consument kan weinig informatie vinden over het werkelijke energieverbruik, het gebruik van circulaire reststromen of het watergebruik. Bovendien is het maar de vraag of al deze kwalificaties juist zijn.
Dierenleed en gezondheid
Wat een zuivere discussie over de milieu-impact van vlees verder lastig maakt, is dat niet iedereen die vlees laat staan – deze week of voor langere tijd – interesse heeft in milieu-impactberekeningen. De verschillende cijfers geven een diffuus beeld en dat maakt het maken van goede keuzes moeilijk. Daarnaast speelt emotie een rol, omdat veel vegetariërs geen vlees eten vanwege dierenwelzijn. Dierenwelzijn is zeker een belangrijk thema, maar de veehouderij heeft al veel verbeteringen laten zien. Dit zijn verbeteringen die niet zozeer bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, maar wel aan beter leven voor de dieren. En dan zijn er mensen die het verstandig vinden om minder vlees te eten om gezondheidsredenen. Ook hier is het maken van een zuivere keuze niet eenvoudig. Veel van onze eetgewoontes hebben nu eenmaal effect op onze gezondheid. Overigens wordt er gewerkt aan methodes die duurzaamheid en voedingswaarde combineren en optimaliseren, zoals Optimeal.
Investeren in verduurzaming
Terug naar de milieu-impact, het leitmotiv van de Week zonder Vlees. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur geeft aan dat de Nederlandse veehouderij per eenheid product tot de meest efficiënte, milieuvriendelijkste en CO2-armste ter wereld behoort. Daarnaast geeft het Planbureau voor de leefomgeving aan dat de dierlijke uitstoot van CO2 behoort tot de korte CO2-kringloop, net als het uitademen door mensen. Als bank ervaart ABN AMRO dat de agrarische sector, dus zowel de producenten van vlees, zuivel en eieren als van plantaardige producten de afgelopen decennia veel heeft geïnvesteerd in vermindering van het beslag op het milieu. Dit is noodzakelijk om toekomstbestendig te blijven. We leven in een waterrijk en dichtbevolkt land in een zeer vruchtbare delta. Nederland staat bekend om zijn polders; ongeveer een derde van Nederland hebben we drooggemalen voor onze voedselvoorziening. Dit betekent dat we extra zorgvuldig moeten zijn met onze bodem, de lucht en het water. Er is geen sector in Nederland die de gevolgen van klimaatverandering en bodemverschraling zo direct merkt in de bedrijfsvoering als de agrarische sector. Rentmeesterschap zit diep ingebakken in de sector, aangezien boeren- en tuindersfamilies hun inkomen realiseren met het gebruik van de bodem.
True Cost Accounting helpt de consument bewust kiezen
Ons voedsel verdient daarom een duidelijke en objectieve methode om de duurzaamheid van producten aan te tonen. Dit kan richting geven aan een verdere vermindering van de milieu-impact. Met een Levens Cyclus Analyse kan een eerste stap gezet worden om tot op consumentenniveau de impact van de productiemethode zichtbaar te maken. True Cost Accounting(TCA) gaat nog een stap verder door bijvoorbeeld ook biodiversiteit en gezondheidsaspecten mee te wegen. De meetmethoden binnen TCA zijn nog niet helemaal uitontwikkeld, maar gaan helpen om het echte verhaal van ons voedsel te vertellen. Jan de Ruyter ervan overtuigd dat dit een sterk en duurzaam verhaal is zodat consumenten weloverwogen keuzes kunnen maken, zoals ze dat ook straks ongetwijfeld ook gaan doen voor vakanties, auto’s, kleding en andere consumptiegoederen.
Bron: ABN AMRO