Sinds 2015 is het mestoverschot in Nederland gehalveerd. In 2015 was het overschot zo’n zestig miljoen kilogram fosfaat. In 2022 lag het overschot rond de dertig miljoen kilogram fosfaat. Dankzij mestbewerking en export bleef er echter voldoende plaatsingsruimte over. De komende jaren zal dat anders worden, liet Rembert van Noort zien op het symposium van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) op 18 januari in Zwolle.
Van Noort toonde een grafiek waarop te zien is dat de mestproductie en de plaatsingsruimte in Nederland de afgelopen jaren heel dicht bij elkaar lagen. Met export meegerekend, was er telkens meer dan genoeg plaatsingsruimte over. Dat is te zien aan de blauwe lijn, die ruim onder het nulniveau zit.
Flink inleveren op plaatsingsruimte
Maar de komende jaren zal de plaatsingsruimte onder invloed van overheidsmaatregelen flink afnemen.
Maatregelen die zorgen voor krimp van de plaatsingsruimte:
Maatregel | Verlies aan plaatsingsruimte (kilogram stikstof uit dierlijke mest) |
Afbouw derogatie | 53 miljoen |
Niet meer bemesten bufferstroken langs waterlopen | 12 miljoen |
Aanwijzing ‘nitraatverontreinigde gebieden’ | 14 miljoen* |
Ook verlaging mestproductie
Niet alleen de plaatsingsruimte neemt af. De mestproductie zal ook afnemen onder invloed van overheidsmaatregelen. Zo zijn er de Lbv- en de Lbv-plus-regelingen waarvan naar verwachting uiteindelijk drie tot vier procent van de veehouderijbedrijven zal deelnemen. De verwachte mestproductie zal door alle maatregelen dalen naar 390 miljoen kilogram stikstof in 2025.
Netto niet genoeg plaatsingsruimte
De verlaging van de mestproductie zal niet voldoende zijn om het verlies aan plaatsingsruimte op te vangen. Dankzij mestbewerking en export had Nederland de afgelopen jaren netto plaatsingsruimte over. Bij een gelijkblijvende capaciteit van bewerking en export gaan we de komende jaren echter jaarlijks een overschot van 55 miljoen kilogram stikstof uit dierlijke mest hebben. Dit komt neer op twaalf miljoen ton rundveedrijfmest. “Dit zijn 400.000 vrachtwagens die op zoek zijn naar een losadres”, aldus de specialist in mestverwaarding.
Andere maatregelen die invloed hebben op de stikstofruimte
Los van bovengenoemde maatregelen komt er nog een aantal andere maatregelen aan die effect zullen hebben op de plaatsingsruimte. Deze zijn al wel aangekondigd, maar nog niet gepubliceerd. Het gaat dan om het inrichten van beekdalen in het oostelijk en zuidelijk zandgebied in het kader van het Zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn en het omzetten van landbouwgrond in natuur naar aanleiding van het Nationaal Plan Landelijk Gebied. Er is nog geen duidelijkheid over de bemestingsmogelijkheden in deze gebieden en in hoeverre genoemde maatregelen elkaar overlappen.
Meer afhankelijkheid van mestbewerking en export
Bovengenoemde ontwikkelingen laten zien dat we nog meer dan in voorgaande jaren aangewezen zijn op export en verwerking van dierlijke mest. Van Noort laat zien dat de export- en verwerkingscapaciteit van mest de afgelopen jaren redelijk stabiel is gebleven, rond de veertig à 45 miljoen kilogram fosfaat op jaarbasis. Hiervan wordt er jaarlijks dertig tot 35 miljoen kilogram fosfaat direct via bijvoorbeeld gecomposteerde mest, dikke fractie en pluimveemest geëxporteerd. Vijf tot acht miljoen kilogram wordt geëxporteerd in de vorm van assen die overblijven na de verbranding van pluimveemest. Rond de vijf miljoen kilogram gaat van de Nederlandse mestmarkt af in de vorm van mestkorrels. Van alle geëxporteerde mestproducten bestaat 55 procent uit pluimveemest. Dertig procent is varkensmest, vijf procent rundveemest en tien procent overig.
Om druk van de mestmarkt te halen is meer mestbewerkingscapaciteit nodig. In 2022 waren er in Nederland 203 installaties, die gezamenlijk dertien miljoen ton mest bewerkten. Er zijn daarnaast nog zes initiatieven in ontwikkeling, die samen goed zullen zijn voor circa 1,2 miljoen kubieke meter mest. Een rondgang van NCM langs mestbewerkers liet zien dat veertig procent van de mestbewerkers uitbreidingsplannen heeft. Bij de helft daarvan betreft het uitbreiding in capaciteit. Bij de andere helft gaat het om uitbreiding in het productieproces, bijvoorbeeld met een stikstofstripper.
Kunstmestvervangers kunnen veel zorgen wegnemen
Afgelopen dinsdag kreeg minister Piet Adema van LNV van diverse Europese landen steun voor zijn voorstel om kunstmestvervangers (RENURE) versneld toe te laten. Hiervoor is een Europese wetswijziging nodig. Als gebruik van kunstmestvervangers wordt toegelaten, betekent dit dat dierlijke mest na bewerking als kunstmest mag worden ingezet. De stikstof uit de bewerkte mest valt dan buiten de bemestingsnorm van 170 kilogram stikstof per hectare.
In zijn presentatie op het NCM-symposium vorige week liet Rembert van Noort zien dat RENURE veel zorgen kan wegnemen. “We hebben mest over, maar we gebruiken toch kunstmest omdat we anders een nutriëntentekort in de teelt van gewassen hebben”, geeft hij aan. Hij liet zien wat het effect kan zijn van gebruik van RENURE op de mestmarkt. “In 2026 hebben we in Nederland ruimte voor 280 miljoen kilogram stikstof uit dierlijke mest. We produceren dan 390 miljoen kilogram. Als we de 110 miljoen kilogram die daar tussen ligt omzetten naar kunstmestvervangers, kan het kunstmestgebruik met ongeveer 55 procent omlaag. Het zou een bijdrage kunnen leveren aan een verdere circulariteit van de landbouw.”
Tekst: Gerben Hofman