Het implementeren van een emissiearm stalsysteem, waarbij drijfmest dagelijks wordt verwijderd, vergist en gestript, kan leiden tot een significante ammoniak- en broeikasgas emissiereductie voor melkveehouderijen. Dit blijkt uit modelmatig onderzoek naar de mogelijkheid voor gezamenlijke monomestvergisting bij 26 melkveehouderijbedrijven.
Emissiereductie tot 78 procent
Wageningen Livestock Research deed dit onderzoek in opdracht van de Friese Drieslag, een energiecoöperatie in Wijnjewoude. Uit de modelstudie wordt geconcludeerd dat de 26 deelnemende bedrijven de potentie hebben om over de gehele mestverwerkingsketen een ammoniakreductie te behalen tussen de 30 en 62 procent. Emissies van broeikasgassen uit mest, met name methaanemissie, kunnen gereduceerd worden tot circa 78 procent.
Dit kan worden behaald door drijfmest dagelijks uit de stal te verwijderen, na een korte opslagtijd te vergisten en het digestaat te strippen. Door deze verwerking van de mest kan de groep van 26 melkveehouders, ook zonder derogatie, grondgebonden worden. Er hoeft geen mest afgevoerd te worden.
RENURE-meststoffen
Verder kan, bij de aanname dat in de toekomst RENURE-meststoffen ingezet mogen worden als kunstmest, een kunstmestbesparing van 160 ton per jaar worden behaald. RENURE (Recoverd Nitrogen form manURE) zijn stikstofhoudende meststoffen die gewonnen worden uit dierlijke mest, of digestaat waar dierlijke mest voor is gebruikt. Deze besparing staat gelijk aan 700.000 euro per jaar.
Tot slot kan met het centraal vergisten van mest en het opwerken naar groengas een equivalent van 1786 ton CO2-emissie worden voorkomen.
“Biogashub pareltje voor verduurzaming van de landbouw”
Afgelopen voorjaar zijn vijf melkveehouders gestart met het leveren van biogas aan FroFarmers en GD in Deventer, waarbij ze gezamenlijk mest verzamelen voor vergisting. Lees hier meer.
Emissies in de praktijk meten
Het is van belang de resultaten van deze modelstudie niet als vast gegeven te interpreteren, maar als richtlijn te zien voor wat er potentieel in de praktijk behaald kan worden.
De daadwerkelijke reductie zal met zekerheid kunnen worden vastgesteld wanneer er wordt gekozen voor een specifiek stalsysteem en de emissies in de praktijk worden gemeten, waarbij bedrijfsspecifieke kenmerken worden meegenomen.
Bron: WUR