Het RIVM heeft beschreven wat de samenstelling is van de stikstof die tussen 2005 en 2016 in Nederland op het oppervlak (bodem en planten) is neergedaald. Ook is beschreven op welke manier het RIVM deze zogeheten stikstofdepositie bepaalt. Hiervoor wordt onder andere gekeken in hoeverre ammoniak bijdraagt aan de totale stikstofdepositie.
Ammoniak is een belangrijk onderdeel van de totale depositie van stikstof. In de onderzochte periode bestond de totale stikstofdepositie (N) voor tweederde uit ammoniak (NH3-N) en voor eenderde uit stikstofoxiden (NOx-N).
De landelijk gemiddelde stikstofdepositie bedroeg in 1990 ruim 2700 mol stikstof per hectare en is sindsdien geleidelijk gedaald tot ruim 1700 mol stikstof per hectare in 2016. De daling is de laatste jaren afgevlakt. Dit komt onder andere doordat de ammoniakuitstoot niet meer daalde. Volgens de ‘Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen Nederland – rapportage-2017’ van het Planbureau voor de Leefomgeving zal de totale uitstoot en daardoor ook de depositie van stikstof in de toekomst weer verder afnemen.
De uitstoot van ammoniak wordt gebruikt om de concentraties hiervan in de lucht te berekenen, en op basis daarvan de depositie van ammoniak. De berekeningen worden vervolgens gecorrigeerd met de gemeten concentraties. Over de gehele periode tussen 2005 en 2016 is de berekende uitstoot van ammoniak gedaald. De gemeten ammoniakconcentratie over dezelfde periode steeg licht. Deze tegengestelde tendensen zijn nader onderzocht.
Meerdere factoren hebben invloed op de concentraties ammoniak in de lucht. Doordat de lucht de afgelopen jaren minder vervuilende stoffen bevat waaraan ammoniak zich kan binden, zoals stikstof- en zwaveloxiden, is er relatief meer ammoniak in de atmosfeer overgebleven. Het uiteenlopen van de ontwikkelingen in de gerapporteerde emissies en de gemeten concentraties kan dus gedeeltelijk worden verklaard door de afgenomen emissies van stikstofen zwaveloxiden. Het RIVM onderzoekt momenteel verder of er mogelijke verklaringen vanuit de emissiekant zijn voor het resterende verschil tussen de gerapporteerde emissies en de gemeten concentratie van ammoniak door de jaren heen. Dit onderzoek zal eind 2018 afgerond worden.
Om op gevoelige natuurlijke ecosystemen te kunnen neerslaan moet reactieve stikstof eerst in de atmosfeer terecht komen. Dit gebeurt door emissies van uiteenlopende bronnen van vooral ammoniak en stikstofoxiden. Stikstofoxiden worden voornamelijk geëmitteerd door verkeer en industrie, als bijproduct van verbrandingsprocessen. Ammoniak komt voornamelijk vrij bij landbouwactiviteiten door verdamping uit mest. Hoe de uitstoot zich verspreidt, hangt af van type bron, weersomstandigheden en omgevingsfactoren, zoals het landgebruik. Eenmaal in de atmosfeer worden de stikstofgassen verdund en kunnen ze met elkaar en met andere gassen reageren om op die manier fijnstof deeltjes te vormen, die grotere afstanden kunnen afleggen. Zowel de gassen als de deeltjes worden op hun reis door de lucht ook weer naar het aardoppervlak getransporteerd door turbulente wervels in de atmosfeer en doordat ze oplossen in neerslag en op die manier weer op het aardoppervlak terecht komen (Figuur 1).
De totale N-depositie bestaat dus uit verschillende stikstoftypen (gereduceerd (NHx), geoxideerd (NOy) en organisch stikstof) en verschillende vormen van depositie (droge en natte depositie). Op basis van een studie van Buijsman (2010) wordt in Nederland de depositie van organisch stikstof verwaarloosbaar geacht.De totale stikstofdepositie kan dus als volgt worden bepaald: N-depositie = droog NHx + nat NHx + droog NOy + nat NOy.
Het meten van de droge depositie van NHx en NOy is zeer ingewikkeld en duur. Daarom worden deze droge depositietermen afgeleid met behulp van modelberekeningen die worden gekalibreerd aan de hand van concentratiemetingen, die veel eenvoudiger en goedkoper zijn uit te voeren. De natte depositie is wel direct te meten, maar dit gebeurt niet overal in Nederland, zodat voor het ruimtelijke beeld ook modelberekeningen nodig zijn, die dan vervolgens aan de hand van de natte depositiemetingen worden gekalibreerd.
Op deze manier is de totale stikstofdepositie in Nederland in de afgelopen decennia in de Grootschalige Depositiekaarten Nederland (GDN) in beeld gebracht. Binnen het PAS is met AERIUS Monitor nog geen historische reeks van depositieberekeningen beschikbaar, maar er zal in de komende jaren wel in meer detail naar de ontwikkelingen in de individuele Natura 2000-gebieden gekeken gaan worden. Voor de ontwikkelingen tot 2016 maken we nu nog gebruik van de berekeningen die in GDN-kader zijn uitgevoerd. Deze berekeningen zijn met het OPS model1 uitgevoerd (dat eveneens onderdeel vormt van AERIUS) en de kalibraties aan de hand van de metingen in de GDN berekeningen worden ook op de AERIUS berekeningen toegepast. Omdat in AERIUS Monitor alleen naar de depositie op relevante hexagonen gekeken wordt2 en op een hoger detailniveau wordt gerekend, kan (de ontwikkeling in) de depositie in individuele natuurgebieden afwijken van het hieronder geschetste landelijke beeld.
Toekomstige ontwikkeling van de stikstofdepositie
De verwachting is dat de emissies van NOx en NH3 in 2020 en 2030 verder zullen dalen (Nationale Energie Verkenning 2015, Schoots en Hammingh, 2015 en Smeets et al., 2017). Dit is het gevolg van vastgesteld en voorgenomen beleid (scenario VV in Figuur 6 en Figuur 7). De NOx-emissies dalen van 228 kton in 2015 naar 177 en 130 kton in 2020 en 2030. De daling in de nationale stikstofoxidenemissies is terug te voeren op reducties in vrijwel alle sectoren. De grootste absolute daling vindt plaats bij het verkeer. De NH3-emissies dalen naar verwachting van 128 kton in 2015 naar 117 en 109 kton in 2020 en 2030. De daling in de ammoniakemissies vindt voornamelijk plaats bij de landbouw. Deze daling is het gevolg van ontwikkelingen in het landbouw-, mest- en ammoniakbeleid. Voor een beschrijving van het vastgestelde en voorgenomen beleid wordt verwezen naar de Nationale Energie Verkenning (Schoots en Hammingh, 2015) en de actualisatie door Smeets et al. (2017). Voor de ontwikkeling in de buitenlandse emissies wordt er van uitgegaan dat de EU-landen voldoen aan de Europese reductieafspraken (NEC-richtlijn). Ten gevolge van de emissiedalingen in Nederland en het buitenland zal de depositie van stikstof naar verwachting verder dalen. De gemiddelde stikstofdepositie over Nederland daalt naar verwachting met ca. 35 mol per ha per jaar van 2015 tot 2020 en met ca. 20 mol per ha per jaar van 2020 tot 2030. In totaal komt de depositie in 2030 dus ca. 370 mol per hectare lager uit (Velders et al., 2017).