Het VK is een belangrijke afzetmarkt voor met name Nederlandse pluimveevlees, bloemen, groenten en fruit. Bovendien worden aanzienlijke stromen van elders geïmporteerde grondstoffen na verwerking in Nederland verkocht aan Britse afnemers. In 2017 was de Britse markt goed voor 9% van de totale Nederlandse agrarische export.
In dit rapport wordt een schatting gemaakt van de impact van brexit op de agrarische handelspositie van Nederland voor met name vlees, zuivel en groenten op basis van twee mogelijke uiterste handelsscenario’s die de toekomstige handelsrelatie van de EU met het VK simuleren. Beide scenario’s gaan er vanuit dat het VK geen deel meer uitmaakt van de interne markt van de EU.
Harde brexit heeft gevolgen voor Nederlandse export
In het vrijhandelsakkoord (‘zachte brexit’) zijn er geen importtarieven; wel dienen douaneformaliteiten te worden afgehandeld. De Nederlandse exportvolumes naar het VK en naar de rest van de wereld zullen weinig veranderen in dit scenario.
Een harde brexit, waarbij er geen afspraken zijn tussen de EU en het VK over een nieuwe handelsrelatie, heeft wel gevolgen voor de Nederlandse export. In dit scenario wordt teruggevallen op afspraken binnen de WTO en zal handel worden belemmerd door importtarieven en hogere handelskosten.
Dan neemt de export van pluimvee- en rundvlees, en van zuivel naar het VK af. De uitvoer van varkensvlees en tomaten naar het VK neemt juist iets toe vanwege het prijsconcurrerend vermogen van het Nederlandse aanbod op de Britse markt en de sterkere prijsreacties van productie (en export) in andere EU-lidstaten.
Per saldo daalt de totale exportwaarde van de Nederlandse agrarische sector na een harde brexit. Dit vertaalt zich in een daling van de totale agrarische productiewaarde met grofweg 2% ofwel circa 500 miljoen euro. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door lagere prijzen die het gevolg zijn van prijsdruk op de Europese markt als door brexit de handel met het VK wordt verstoord.
Gebaseerd op modelsimulaties
De uitkomsten van dit WUR-onderzoek zijn gebaseerd op modelsimulaties, waarbij de uitgangspunten en beperkingen van het model de resultaten beïnvloeden. Zo is het gebruikte model prijsgedreven, terwijl in werkelijkheid handel ook plaatsvindt op basis van kwaliteitsverschillen of specifieke productspecificaties (zoals bijvoorbeeld bij varkensvlees of kaas). Ook is verondersteld dat Britse standaarden – bijvoorbeeld op gebied van voedselveiligheid of dierwelzijn – niet afwijken van de Europese.
Voorts houden de scenario’s geen rekening met Britse handelsakkoorden met derde landen (bijvoorbeeld de VS) en is uitgegaan van een situatie waarbij bestaande tariefcontingenten (preferentiële import) volledig toevallen aan de EU. Tenslotte is uitgegaan van een soepele afhandeling van douaneformaliteiten.
Dat laatste vergt nog wel aanzienlijke investeringen aan zowel Britse als Nederlandse/EU-kant in systemen en menskracht. Dat kan met name voor bedrijven die nog geen ervaringen hebben met export naar ‘derde landen’ tot aanzienlijke aanpassingen in hun exportafhandeling leiden. Met deze onzekerheden in het achterhoofd benadrukt de studie dat de sector moet blijven zoeken naar nieuwe markten.