De zuivelproductie is een internationale markt, met uitdagingen op elk continent. Het International Farm Comparison Network (IFCN) brengt de ontwikkelingen van de internationale zuivelmarkt in beeld. De vooruitzichten zijn prima en de schaalvergroting zet door.
Het IFCN, een wereldwijd netwerk voor zuivelonderzoek en -consultancy, heeft het zuivelrapport 2019 vrijgegeven op 15 oktober in India. Dit verslag omvat feiten en cijfers van 120 landen zuivellanden die 98 procent van de totale mondiale melkproductie vertegenwoordigen. Het IFCN-rapport biedt vergelijkbare, gestandaardiseerde gegevens over ontwikkeling, trends en bestuurders van de afgelopen twintig jaar en geeft een kijkje in ontwikkelingen op het gebied van melkproductie per regio.
116 miljoen boerderijen in de hele wereld
De verschillen per regio zijn groot en gemiddeldes tellen niet in de wereldwijde zuivelmarkt. Er zijn immers 116 miljoen boerderijen in de hele wereld, maar deze hebben gemiddeld 3,2 koeien per bedrijf. Er is dus bijzonder veel kleinschalige zuivelproductie op de wereld als je kijkt naar de omvang van de commerciële melkveehouderij in Europa, Amerika en Oceanië.
887 miljard kilogram melk geproduceerd
De totale wereldwijde melkproductie bedroeg in 2018 887 miljard kilogram melk, gecorrigeerd naar 4 procent vet en 3,3 procent eiwit. Daarmee is de wereldwijde productie met 2,5 procent toegenomen ten opzichte van 2017, toen de wereldproductie ongeveer 865 miljard kilogram melk bedroeg. 2018 was een gemiddeld groeijaar voor de melkproductie in de 120 landen die onder het rapport van het IFCN-zuivelverslag vallen, waarbij sommige regio’s worden getroffen door negatieve gebeurtenissen zoals de droogte in de EU.
Lage groei in 2019
De productiedynamiek binnen de wereldmarkt heeft verschillende aanjagers. Over het algemeen kan gesteld worden dat ‘sterke’ regio’s jaarlijks kunnen groeien en de ‘zwakke’ regio’s 3 tot 5 procent kunnen dalen. De defi nitie van sterke regio’s zijn regio’s waar het klimatologisch eenvoudig is om zuivel te produceren. Het zijn regio’s met een sterke economie en een goede infrastructuur. Een voorbeeld is het zuidelijk eiland van NieuwZeeland, waar de jaarlijkse groei op 5 tot 10 procent ligt. Ook India is een ‘rocket’. De jaarlijkse productie bedraagt inmiddels 115 miljard kilogram melk. India is samen met Pakistan en de EU verantwoordlijk voor 47 procent van de wereldwijde productie. In de afgelopen 8 jaar lag de jaarlijkse groei gemiddeld boven de 5 procent. Daarmee mag India zich met recht een grootmacht noemen.
De impact van India
De impact van India op de wereldmarkt is duidelijk af te lezen uit de prognoses voor 2019. Dit jaar wordt een lagere groei ingeschat, van circa 8 miljard kilogram melk. Een belangrijke oorzaak van de lagere groei is de stagnerende ontwikkeling in India. De melkprijzen in India zijn zich aan het stabiliseren, terwijl de voerprijzen stijgen. De marges worden smaller, waardoor er grenzen aan de groei lijken te komen. Andere argumenten voor de lager ingeschatte groei zijn klimatologisch en geopolitiek van aard. Het zuidelijk halfrond is geteisterd door droogte, terwijl bijvoorbeeld Argentinië werd getroffen door interne economische kwesties, met de devaluatie van de munt als gevolg. Dat leidt tot hogere kosten voor de melkproductie.
Andere drijvers
Het herkennen van de verschillende karakteristieken op de productiegebieden is onderdeel van het juist inschatten van de mondiale zuivelproductie. De zogenaamde rockets bepalen voor een gedeelte de dynamiek in de markt. Maar tegenover snelle groeiers staat ook krimp – ofwel step backs – zoals in Japan het geval is. De opvolgingsgraad is laag in het land van de rijzende zon, waardoor de Japanse melkveehouderij steeds verder krimpt. In buurland China – en met name de regio Inner Mongolië – wisselen groei en krimp elkaar af. Deze karakteristiek kenmerkt IFCN als mountain . De groei in deze regio is niet persistent, omdat het management de schaalvergroting niet aankan en er na een fl inke periode van groei er een stapje teruggedaan moet worden om de economie weer in lijn met de productie te brengen. Een vierde categorie op de wereldmarkt zijn de zogenaamde wake-ups . Landen die als gevolg van wijzigingen in regelgeving ineens een snelle groei kunnen realiseren. IFCN typeert bijvoorbeeld Ierland als wake up . Maar dit kenmerk is in principe van toepassing op de hele EU, waar er na afl oop van het quotum een flinke groei gerealiseerd kon worden.
Brazilië, VS en EU
Op de wereldmarkt zijn verschillende landen actief die op korte termijn snel stappen kunnen maken. Brazilië is bijvoorbeeld een land waaraan al jarenlang een flinke potentie toegedicht wordt. Het land staat met 60 procent kleine bedrijven (tot maximaal 30 koeien) aan het begin van zijn ontwikkeling als zuivelgrootmacht. Dat die ontwikkeling gaat komen is volgens het IFCN onvermijdelijk. In de 20 jaar dat het netwerk bestaat, is geconstateerd dat schaalvergroting in de sector zo’n beetje de enige mogelijkheid is om competitief te blijven op de dynamische wereldmarkt. Het gemiddelde melkveebedrijf groeit in de VS en Europa met 8 procent per jaar, zelfs als de nationale/regionale productie krimpt. In de EU is de omvang van de melkveebedrijven redelijk gelijkmatig verdeeld over kleine, middelgrote en grote bedrijven. In de Verenigde Staten omvat bijna 50 procent van de melkveebedrijven meer dan 1.000 koeien en is slechts 10 procent van de veebedrijven kleiner dan 100 koeien.
Hoewel schaalvergroting een trend is, constateert IFCN dat de weerbaarheid van bedrijven wel een aandachtspunt is. Ondanks de schaalvoordelen verlaten verschillende bedrijven de markt in Amerika, terwijl in Europa het debat gevoerd wordt over hoe fondsen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ingezet kunnen worden om de zuivelsector te versterken.
Geen piek of dal verwacht in wereldmelkprijsindicator
Dat is een legitieme discussie, analyseert IFCN verwijzend naar de wereldmelkprijsindicator. De wereldmelkprijsindicator van IFCN vertegenwoordigt de theoretische wereldboerderijmelkprijs, uitgedrukt in Amerikaanse dollars. Sinds 2017 staat deze op 35 USD en dat is een ongewoon lange periode van stabiliteit. Volgens IFCN wijst dit evenwicht op een balans tussen vraag en aanbod op dit moment. Normaliter veroorzaakt een lage groei van de melkproductie, wat de afgelopen jaren het geval was, meestal een verhoging van de melkprijs. Toch verwacht het IFCN dat er geen piek of dal komt in de wereldmelkprijsindicator zolang de olieprijs en voerprijzen stabiel blijven.
Twee belangrijke momenten voor de wereldmelkprijs
1. Olie- en voerprijzen: Het belang van olie- en voerprijzen zijn in het verleden bepalend geweest voor de wereldmelkprijsindicator. De indicator liet een aanzienlijke verschuiving in 2006 zien, toen het prijsniveau bijna verdubbelde vanwege de stijging van de onderliggende grondstoffenprijzen. De olieprijs steeg bijvoorbeeld met meer dan 200 procent. Dit prijspeil duurde tot 2016 met een gemiddelde wereldmelkprijs van 40 USD/100 kg melk. Nadien daalde de wereldmelkprijsindicator naar 25 USD/100 kilogram melk, om zich vervolgens in 2017 te stabiliseren op het huidige prijsniveau.