Goede biestopname is van belang voor de ontwikkeling van een kalf. Het zorgt voor een sterker immuunsysteem, groei en ontwikkeling van de darmen. Op de lange termijn geven deze dieren als koe meer melk. Toch kan er nog veel verbeterd worden in het biestmanagement. Op vrijdag 31 mei vertelden Dr. Juliana Mergh Leão van SCCL (The Saskatoon Colostrum Company Ltd.) en Dr. Michael Steele van de Universiteit Guelph er meer over op het symposium ‘De Kracht van biest’, georganiseerd door SCCL.
“Veel kalveren krijgen te weinig biest”, vertelt dokter Mike Steele van de Universiteit Guelph. “Hierdoor krijgen ze darmproblemen en stijgt het antibioticagebruik. Antibioticagebruik tijdens de speenperiode verhoogt de kans op verminderde vruchtbaarheid en melkproductie in de eerste lactatie. De keuzes in het begin van het leven van een kalf zijn leven werken dus door op de lange termijn.”
Goed biestmanagement begint bij de kwaliteit van biest. Dit dient minimaal vijftig gram IgG (antilichamen) per liter te bevatten, maar het liefst meer. In de eerste 24 uur dienen kalveren minimaal vijftien procent van hun lichaamsgewicht aan biest te krijgen. “In totaal hebben kalveren driehonderd gram IgG nodig in de eerste levensdag”, laat Leão, dierenarts en technisch manager bij SCCL, weten. “Wij adviseren tweehonderd gram in de eerste voeding en honderd gram in de tweede voeding.” Uit onderzoek is gebleken dat het verhogen van het aantal liters biest van twee naar vier liter de melkproductie in de eerste lactatie verhoogt met 955 kilogram. In de tweede lactatie neemt dit toe met 1.652 kilogram.
De eerste toediening van biest dient binnen twee uur na de geboorte plaats te vinden. Goede darmbacteriën kunnen dan alvast de darmen bevolken, voordat ziekteverwekkers de kans krijgen.Een goede hygiëne van de biest is daarbij cruciaal.
Biest is vloeibaar goud
Biest bevat veel nuttige stoffen, die bijdragen aan de ontwikkeling van de kalf. De meest bekende stof hiervan is IgG. Dit is een antilichaam dat zorgt voor overdracht van immuniteit van het moederdier naar het kalf. Verder is biest een bron aan energie en bevat het groeifactoren, hormonen, eiwitten en oligosachariden (ondersteuning van de darmflora), die ook bijdragen aan de ontwikkeling van het immuunsysteem.
De precieze overdracht van antistoffen van de darmen naar het bloed is tot dusver nog onbekend. Wel weten onderzoekers dat gedurende de eerste 24 uur de darmwand hiervoor toegankelijk is. Daarnaast ondersteunen antilichamen nog de afweer lokaal in de darmen. Het langer doorvoeren van biest wordt daarom geadviseerd door SCCL. Dit adviseren ze in de vorm van transitiemelk, een mix van melk en biestpoeder, gedurende dag twee tot veertien. Dit kan nog lange tijd bijdragen aan de ontwikkeling van de darmen, bijvoorbeeld in het geval van diarree. Ook draagt het bij aan betere groei en darmgezondheid. “Daarnaast neemt de kans op luchtwegproblemen af”, vertelt Steele. “Dit is natuurlijk het volgende waar kalveren mee te maken krijgen.”
Functies van biest
Biest kan voor verschillende doeleinden worden ingezet. Gedurende de eerste levensdag kan het de maternale biest volledig vervangen, wanneer er te weinig biest op voorraad is, bijvoorbeeld wanneer er een tweeling wordt geboren of de moeder te weinig biest geeft. Een andere optie is het verrijken van biest, zodat het aantal antilichamen verhoogt.
Kalvervoeding in de toekomst
Met behulp van nieuwe onderzoeken hoopt Steele de precieze voedingsbehoeften van kalveren te kunnen achterhalen. Hij streeft dan ook naar een systeem van individuele kalvervoeding. Hierin zijn er twee opties mogelijk: fase- of precisievoeding. “Bij voeding in fasen wordt het dieet precies aangepast aan de behoeften van het kalf gedurende fasen in zijn ontwikkeling. Dit gebeurt in de natuur ook. Vlak na de geboorte bevat biest andere gehalten dan later in de melkproductie.” Bij precisievoeding meten sensoren het drinkgedrag van kalveren, waar op gereageerd wordt met de toediening van specifieke nutriënten. “Langzamer of minder drinken kan bijvoorbeeld betekenen dat een kalf verzwakt is. Met de voeding wordt hier geprobeerd een boost aan te geven.”
Op verschillende plekken ter wereld zijn dit soort onderzoeken in volle gang, maar hier is veel dataverwerking voor nodig. Steele hoopt dan ook met tien tot twintig jaar deze manier van voeren terug te zien op melkveebedrijven.
Leão adviseert melkveehouders om na te denken over hun biestprotocol. “Ken de kwaliteit van je biest. Geef minimaal vijftig gram IgG per liter, maar meer is altijd beter. Bij veel melkveehouders zie ik dat dit nog niet wordt gedaan, maar als je niet weet wat je toedient, hoe ga je het biestmanagement dan verbeteren? Kijk welke stappen jij op je bedrijf kunt zetten om kalveren een goede start te geven.”
Over SCCL
SCCL verwerkt biest van koeien tot een droog biestpoeder. Het bedrijf koopt overtollig biest aan bij melkveehouders. Vervolgens gaat dit op transport naar Canada, waar het in de fabriek van SCCL wordt ontsmet en bewerkt. Vervolgens gaan de zakken met biestpoeder op transport naar 25 landen, waar melkveehouders, met een tekort aan biest op hun bedrijf, deze biestpoeder kunnen aankopen. Om hier weer biest van te maken, hoeft de veehouder alleen maar water toe te voegen.
Tekst: Kim Sjoers
Beeld: SCCL