Gisteravond sprak LTO met een delegatie van het kabinet over de laatste bouwstenen om te komen tot een concept-landbouwakkoord. De inzet was, conform het advies van Johan Remkes: herstel van vertrouwen, het bieden van perspectief en op een realistische manier de doelen behalen. Dat is wat LTO betreft helaas niet gelukt. Alle partijen hebben maximaal hun best gedaan om tot een akkoord te komen.
“We hadden het graag zien lukken. We moeten echter nuchter en zakelijk constateren dat er onvoldoende stappen zijn gezet om boeren en tuinders handelingsperspectief en inkomenszekerheid te bieden. Om die reden heeft LTO besloten te stoppen met het landbouwakkoord. Natuurlijk hopen we dat de goede elementen die zijn bereikt niet in de prullenbak belanden,” aldus LTO in een statement.
Concept-landbouwakkoord
In algemene zin ademt het concept-landbouwakkoord een sfeer waarin doelen en verplichtingen voor de agrarische sector in beton gegoten zijn, inclusief de consequenties die volgen als agrariërs deze doelen niet halen. De inzet om boeren en tuinders daarbij te ondersteunen is helaas onvoldoende concreet om voor de toekomst op te kunnen bouwen.
Tegenover harde verplichtingen stonden in de loop van het proces steeds meer goede intenties, maar van intenties kan een boer niet leven. Daarmee wordt de Nederlandse landbouw niet het perspectief geboden waar we binnen de context van een landbouwakkoord met elkaar naar zochten.
Doelsturing
Een harde randvoorwaarde voor LTO was een noodzakelijke systeemwijziging in de samenwerking tussen boeren en overheid. Van beleid met middelenvoorschriften vol ge- en verboden naar landbouwbeleid gericht op doelsturing voor boeren en tuinders. LTO is voorstander van beleid dat kijkt naar bedrijfsspecifieke emissies. Die kunnen worden gemeten en daarop kunnen boeren sturen.
Aan tafel was een oplossing in zicht om dit uit te werken via een ‘afrekenbare stoffenbalans’: laat boeren en tuinders weten welke doelen ze moeten bereiken en geef hen ruimte om daar vanuit vakmanschap en ondernemerschap zelf invulling aan te geven. Maar tegelijkertijd werd vanuit het kabinet ingezet op tal van nieuwe, sturende middelvoorschriften zoals een GVE- of graslandnorm, voer-, teelt-, gewas- en managementeisen.
Geen concrete toezegging over buitenlandse concurrentie
Om doelen te halen, moeten boeren en tuinders maatregelen nemen die tot hogere kostprijzen leiden voor ons voedsel. Maar in het winkelschap concurreren deze producten met buitenlandse producten die niet aan deze eisen hoeven te voldoen – en die dus goedkoper zijn. De noodzaak om te komen tot een ‘level playing field’ wordt benadrukt: dezelfde kwaliteitseisen voor binnen- én buitenlands voedsel. Feitelijk gezien is er echter helemaal géén level playing field.
In dit akkoord kwam de toezegging niet verder dan een intentie om daarover op Europees niveau het gesprek aan te gaan. Daarmee ontbreekt een robuust verdienmodel voor Nederlandse boeren en tuinders – terwijl dat de kern van een akkoord zou moeten zijn. Boeren kunnen hun economische toekomst niet afhankelijk maken van wensdenken zonder zicht op succes.
Stikstofbeleid in landbouwakkoord
LTO heeft meermaals aangegeven dat er een koerswijziging op het stikstofbeleid moet komen om tot een breed gedragen landbouwakkoord te komen. Een akkoord kan niet op draagvlak rekenen onder boeren en tuinders zolang daarover geen duidelijkheid ontstaat. Richten we ons op 2030 of op 2035? Komt er een alternatief voor de KDW in de wet en de vergunningverlening? Wanneer worden de PAS-melders en interimmers gelegaliseerd? Daarover konden we op dit moment geen afspraak met het kabinet maken.
Tenslotte
LTO-voorzitter Sjaak van der Tak: “Als LTO balen we dat het niet is gelukt. We willen samenwerken en oplossingen vinden, dat zit in onze aard. De inzet van minister Adema en het kabinet hebben we erg gewaardeerd. Perspectief vraagt om ruimte om de omslag te kunnen maken. De durf om vertrouwen te hebben in het vakmanschap en ondernemerschap van een sector. Borging van alle natuur- en klimaatdoelen is belangrijk, maar domineren dermate eenzijdig dat een gesprek over de strategische waarde van voedsel, een leefbaar platteland en de immateriële waarde van boeren en tuinders ondergeschikt blijft.”
Bron: LTO