In de laatste decennia is er steeds meer aandacht voor voeding en management in de opfokperiode van melkvee. Resultaten van internationale onderzoeksgroepen laten positieve effecten zien op de groei en ontwikkeling in het vroege leven van kalveren wanneer de nutriëntenopname voor het spenen wordt verhoogd.
Productieresultaten
In het onderzoek van SFR zijn positieve resultaten van intensieve kalvermelkschema’s op de groei van kalveren gevonden. Echter, bestaat er een grote variatie in groei tussen individuele dieren. Factoren in het vroege leven hebben mogelijk een effect op productieresultaten in het latere leven. Uit verschillende studies is gebleken dat het behouden van een groei van meer dan 500 gram per dag in de periode voor spenen een positief effect heeft op de productie in de eerste lactatie.
Lange termijn
Informatie voor de lange termijn is beperkt, omdat dit type onderzoek kostbaar is om uit te voeren en daardoor meestal beperkt blijft in het aantal dieren. SFR heeft ervaring met het doen van onderzoek bij kalveren, de data (gewicht en groei) uit deze onderzoeken zijn goed te vergelijken doordat ze eenzelfde management voor kalveren en koeien hebben gedurende verschillende jaren. SFR heeft hiervan een dataset gemaakt om de relatie tussen het kalf en productie in het latere leven in kaart te brengen.
Het effect van spenen
Er is onderzocht wat het effect van het geboortegewicht en de groei voor het spenen is op de melkproductieresultaten in de eerste, tweede en derde lactatie. Er is een dataset gemaakt met data van vaarskalveren geboren van 2016 tot 2019. Hierin is de informatie over het kalf opgenomen, inclusief geboortegewicht en de groei van geboorte tot spenen. Vervolgens zijn er productiegegevens van deze dieren als melkkoe uit het managementsysteem gehaald. Op deze manier was er een dataset beschikbaar van 161 koeien. Voor analyse is de data ingedeeld in groepen kalveren met een laag, gemiddeld en hoog geboortegewicht en ook in lage, gemiddelde en hoge groei voor spenen.
Melkproductieresultaat
Op basis van het geboortegewicht zijn er geen verschillen gevonden in de melkproductieresultaten in de eerste lactatie. Wanneer er gekeken werd naar het verschil in de groei tot spenen zijn er wel verschillen te zien. Kalveren die een groei van meer dan 750 g/d (hoog) hadden in de eerste twee levensweken behaalden een hogere 305 dagen melk-, melkvet-, melkeiwit- en vet en eiwit gecorrigeerde melk- (FPCM) productie in de eerste lactatie. Met een groei van 500-750 g/d (gemiddeld) of minder dan 500 g/d (laag) hadden kalveren een lagere productie in de eerste lactatie. Kalveren met een lage groei in de eerste negen levensweken, behaalden in de eerste lactatie lagere melkvet en eiwitgehaltes en een lagere melkvetproductie (kg) dan kalveren die meer dan 650 g/d groei tot spenen behaalden.
Variatie in de groei
Als SFR kijkt naar de relatie tussen de variatie in de groei in de eerste twee tot negen levensweken verklaarde dit 2,5-3,5 procent van de verschillen in de melkvetproductie en één tot twee procent van de FPCM-productie in de eerste lactatie. Dit komt overeen met bevindingen uit andere meta-analyses. Dit betekent dat andere factoren van het dier, en management tijdens de opfok of lactatie een grote invloed hebben op de variatie in melkproductie. Denk hierbij aan genetica, voeding of bijvoorbeeld ziekte tijdens de opfok of lactatie. Een goede groei tot spenen kan een positieve bijdrage leveren aan een goede productie in het latere leven, maar door de invloed van andere factoren is dit zeker geen garantie.
Invloed op vruchtbaarheid
In dit onderzoek is ook gekeken naar de invloed van groei voor spenen op de vruchtbaarheid. Hier zijn nog onvoldoende gegevens van beschikbaar om sterke conclusies uit te trekken. Uit het onderzoek kwam wel naar voren dat kalveren, met een groei voor het spenen lager dan 650 g/d, een hogere afkalfleeftijd als vaars (~twee weken) hadden. Dieren met een lage groei voor het spenen leken meer inseminaties nodig te hebben voor een succesvolle dracht. Dit komt overeen met resultaten uit literatuur, waar ook dit soort trends of numerieke verschillen werden gevonden. Echter, de dataset is nog te klein om sterke conclusies over vruchtbaarheid te kunnen trekken. In de toekomst zal SFR de dataset verder ontwikkelen, zodat we deze trends kunnen blijven volgen.
Bron: SFR