Melkgevende koeien beurtelings een normale hoeveelheid en een lage hoeveelheid eiwit voeren. Dat is de basis van een experiment dat Agro-innovatiecentrum De Marke en ForFarmers samen uitvoeren. Doel: verhogen van de stikstofbenutting.
De Marke en ForFarmers willen met het experiment het effect van een wisselende eiwitvoorziening op de stikstofbenutting en prestaties van het melkvee meten. Vanuit de literatuur zijn er namelijk aanwijzingen dat herkauwers een beroep kunnen doen op hun interne voorraad eiwit als de eiwitvoeding tijdelijk, bijvoorbeeld gedurende één dag, tekortschiet.
Welke factoren zijn van invloed?
In tegenstelling tot bij lammeren en ossen werd tot nu toe bij melkgevende koeien geen effect gezien van een wisselende eiwitvoorziening op de stikstofbenutting, zo valt te lezen op de website van De Marke. Dit effect is wellicht afhankelijk van meerdere factoren, zoals de duur van de periode, het verschil tussen het hoog en laag eiwitrantsoen en het soort eiwit waarmee de verandering tussen laag en hoog wordt aangebracht. Ook de component dat het eiwit vervangt en het lactatiestadium van de koeien zijn factoren van belang, aldus het innovatiecentrum.
Om hier inzicht in te krijgen is op De Marke een experiment gestart waarin melkkoeien de ene dag een rantsoen met een normale eiwitvoorziening en de volgende dag een rantsoen met een lage eiwitvoorziening krijgen. Dit wordt van dag tot dag beurtelings uitgevoerd. ForFarmers maakt de rantsoenberekeningen en werkt samen met De Marke de resultaten uit.
Rantsoenverschillen
Het basisrantsoen in de proef is op alle dagen hetzelfde met enkel het verschil dat op de dagen met een lage eiwitvoorziening er geplette tarwe (131 gr RE-tot/kg ds) in de mengwagen gaat en op de dagen met een normale eiwitvoorziening een correctiemeel (443 gr RE-tot/kg ds). Het rantsoen met het lage eiwitniveau zit op 138 gr RE-tot/kg ds en het normale rantsoen op 150 gr RE-tot/kg ds. Dit rantsoen wordt ook gedurende drie weken voorafgaande aan de proefperiode van drie tot vier weken gevoerd, zodat het effect van het gewijzigde rantsoen kan worden gemeten. Dagelijks worden de voeropname en de melkproductie op groepsniveau vastgelegd. De melksamenstelling komt op groepsniveau beschikbaar via de melkleveringen en per individuele koe met de melkproductieregistratie.
Tekst: Gerben Hofman