Een expertgroep presenteerde in opdracht van het ministerie van LNV en VWS een rapport over de risico’s op het ontstaan en voorkomen van bekende en nieuwe zoönosen. Het rapport concludeert dat zoönosen altijd kunnen voorkomen als mensen en dieren met elkaar in contact zijn, en dat een grote uitbraak waarschijnlijk uit andere delen van de wereld komt. Het roept dan ook op tot een betere internationale samenwerking. Ook doet men enkele, verder uit te werken, aanbevelingen voor Nederland. De expertgroep benoemt dat de agrarische sector al vele maatregelen neemt om de risico’s te beperken. LTO Nederland benadrukt de integraliteit met andere maatschappelijke vraagstukken bij verdere stappen.
Zoönosen zullen altijd blijven bestaan
“Zoönosen zullen altijd blijven voorkomen. Huisdieren, teken, wilde dieren of landbouwhuisdieren: ze kunnen allemaal een besmettingsgevaar voor de mens vormen. De grootste risico’s liggen in het buitenland, concluderen de experts. Dat hebben we helaas meegemaakt, de afgelopen anderhalf jaar,” zegt Jeannette van de Ven, portefeuillehouder Gezonde Dieren bij LTO Nederland.
“Tegelijkertijd moeten we ook in Nederland opletten. De Nederlandse veehouderij neemt, ook door lessen in het verleden, heel veel maatregelen. Met resultaat. Deze expertgroep ziet mogelijkheden om de risico’s nóg verder in te perken. Die ideeën moeten verder onderbouwd en uitgewerkt worden. De expertgroep gaat graag in gesprek over wat nodig en realistisch is en kan worden opgepakt door de sector en alle andere betrokkenen. Cruciaal daarbij is de balans tussen maatschappelijke wensen. Vee buiten de stal wordt eerder besmet door wilde dieren, en het risico op een uitbraak in het buitenland is groter. Daar moet je wel eerlijk over zijn, als je de stallen open wil zetten of naar het buitenland wil verplaatsen. Het laatste waarmee je onze sector én ons land vooruithelpt is om alles maar op basis van emotie op de boer af te schuiven.”
Ziektes van buiten stallen
Zoönosen kunnen op verschillende manieren in de veehouderij terechtkomen: via wilde dieren, de mens en andere landbouwhuisdieren – maar ook bijvoorbeeld via het milieu, mest of objecten. De huidige veehouderijsystemen zijn zo ingericht dat insleep, versleep en transmissie naar buiten (en dus ook tussen bedrijven) zoveel mogelijk worden voorkomen. In tegenstelling tot in het wild of bij huisdieren is de gezondheid van landbouwhuisdieren continu gemonitord, ook op zoönosen. Testen, testen, testen is het devies.
Van de Ven legt uit dat dit de besmetting tussen bedrijven inperkt; “Boeren nemen verschillende maatregelen om het risico op zoönosen te verkleinen. Onder andere monitoring is daarin belangrijk; ziekteverwekkers kunnen daarmee snel worden opgespoord en signalen die wijzen op eventuele nieuwe ziektes worden opgemerkt. Veehouders en hun gezinnen hebben en nemen daarin een belangrijke rol; zij leven dagelijks met hun dieren en zijn zich uitermate bewust van hun verantwoordelijkheid hierin.“
Bron: LTO Nederland