Wat is de eiwitopbrengst van een hectare snijmais? En zijn er verschillen in stikstofbenutting tussen verschillende rastypen? Het project ‘Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw’ zoekt het uit.
Dit jaar wordt een studie uitgevoerd naar de grootte van deze verschillen. In combinatie met de verschillen in droge stof opbrengst kan je uitspraken doen over de genetische range in stikstofopname en ruw eiwitopbrengst per ha.
Onderzoeksvragen
Als bij een gelijke bemesting de stikstofopname groter is, dan kan er minder stikstof uitspoelen. Dat is de eerste winst. Daarnaast kunnen we met dit onderzoek interessante vragen beantwoorden, zoals:
- Hoe verhouden de verschillen in stikstofopname tussen rastypen zich tot de stikstofopname door een vanggewas?
- Hoe interessant zijn rassentypen met een hoge stikstofopname in combinatie met een vanggewas en is dit dan nog een praktijkrijpe combinatie?
- Kan je met deze uitkomsten rekening houden in het beleid?
Verschillen in eiwitproductie van mais
Mais wordt niet gezien als een eiwitgewas; maar met 17 ton droge stof per ha en een eiwitpercentage van bijvoorbeeld 8% komt het qua eiwitproductie overeen met circa 8 ton droge stof gras. Oftewel: bijna 75% van de gemiddelde eiwitopbrengst van gras. Interessant genoeg om aan de weet te komen hoe groot de verschillen tussen maisrastypen in eiwitproductie per ha zijn.
Gerichte rassenkeuze voor stikstofbenutting in mais
Mochten de uitkomsten voldoende relevantie hebben voor de praktijk, dan kan je met een gerichte rassenkeuze de stikstofbenutting in de maisteelt verhogen en verklein je de kans op stikstofuitspoeling. In dat geval zou men met de rassenkeuze bij mais wellicht ook invloed kunnen uitoefenen op de eiwitopbrengst per hectare en daarmee een bijdrage leveren aan de norm van 65% eiwit van eigen land.
PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw
Het onderzoek vindt plaats binnen de PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw in het werkpakket ‘Mais en overige voedergewassen’.
Bron: Verantwoorde Veehouderij