Methaanconcentraties in de mestkelder kunnen hoog oplopen. Aandacht hiervoor in het management van veehouders is van belang. Dat blijkt uit tussenresultaten van een project onder leiding van CLM Onderzoek en Advies, waarin op twee melkveebedrijven continumetingen werden uitgevoerd op verschillende plekken in de mestkelders.
Naar aanleiding van een methaanexplosie in een melkveestal in 2018 voert CLM Onderzoek en Advies samen met Monteny Milieuadvies en Biont Research methaanmetingen uit op twee melkveebedrijven. Op deze bedrijven is sinds mei 2020 24 uur per dag methaan en ammoniak gemeten in op verschillende plaatsen in de mestkelders. Eén van de bedrijven heeft een traditionele roostervloer, het andere bedrijf heeft een emissiearme vloer.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV in het kader van het programma ‘Integraal aanpakken’. Doel is om meer te weten te komen over keldergassen, de concentraties en daarmee ook de risico’s.
Methaan: vooral hoge concentraties tijdens mixen
Uit de tussenresultaten van metingen in de periode mei-september 2020 blijkt dat de verschillen in methaanconcentraties tussen de bedrijven groot zijn. Zo lag de gemiddelde dagconcentratie in de kelder op het bedrijf met een traditionele roostervloer op 38 ppm; op het bedrijf met de emissiearme vloer was het daggemiddelde 1652 ppm. De maxima lagen minder ver uit elkaar en traden vooral op tijdens het mestmixen.
Tijdens mestmixen lagen de waarden rond de 15.000 ppm in de kelder met de traditionele roostervloer en 24.000 ppm in de kelder met een emissiearme vloer. De ondergrens voor een explosief methaanmengsel, de zogenaamde Lower Explosion Level (LEL), bedraagt 44.000 ppm. Waarden rond de LEL zijn tijdens het onderzoek niet gemeten.
Grote pieken tijdens mestmixen
Wel zijn er grote pieken gemeten tijdens het mestmixen, waarbij de concentraties binnen 30 minuten kunnen oplopen van minder dan 1.000 ppm tot boven 20.000 ppm, om vervolgens even snel weer te dalen. Gezien de grote verschillen in concentraties tussen meetpunten en het snelle oplopen van de concentraties tijdens het mixen; is het denkbaar dat er stallen zijn met plekken waar de concentraties op sommige momenten kortdurend kunnen oplopen tot het niveau waarop er risico op explosiegevaar bestaat. In de stal zelf lagen deze concentraties gemiddeld op 15-46 ppm en buiten hooguit op enkele ppms.
Ammoniak: cijfers minder opvallend
Naast methaan, is ook de ammoniakconcentraties gemeten in de kelders. Hier bedroegen de gemiddelde waardes respectievelijk 15 en 17 ppm. Uitschieters lagen lagen op ongeveer 200 en 300 ppm. In de stal zelf lagen deze concentraties gemiddeld op 1-2 ppm en buiten hooguit op enkele tienden ppm.
Geen vergelijking tussen vloertypen
De uitkomsten zijn een tussenresultaat en kunnen niet worden gezien als representatief voor de verschillende vloertypen in de stal. Het vergelijken van twee individuele bedrijven is daarvoor niet geschikt; mede door de andere grote verschillen tussen de bedrijven (zoals rantsoen, melkgift, maar ook bijvoorbeeld schuimvorming waarin methaan zich ophoopt). De opzet van het onderzoek was daar ook niet op gericht. Wel geven de cijfers een indicatie van concentraties die in kelders kunnen optreden. De onderzoekers adviseren om hiervoor een uitgebreider onderzoek op te zetten op meer bedrijven.
Risico’s verkleinen
Door de juiste maatregelen te treffen in het management op het bedrijf lijkt het mogelijk de grootste risico’s aanzienlijk te reduceren. Het opstellen van een concreet stappenplan dat veehouders handvatten biedt om zowel schuimvorming op de mest, als het ontstaan van hoge methaanconcentraties te voorkomen is daarvoor van belang. Een eerste lijst van maatregelen is daarvoor in het rapport al opgenomen.
Bron: CLM