Er zijn genoeg redenen om niet blij te zijn met de huidige mestregelgeving. Dit geldt met name voor de intensievere melkveehouders die vaak veel geld kwijt zijn voor mestafzet en dol worden van de opstapelende regelgeving. Maar dit geldt ook voor de overheid die ziet dat de fraudedruk hoog is en dat handhaving van de mestregels lastig is. Komt daarbij nog de maatschappelijke weerstand tegen het mestoverschot, en zie daar de beweegredenen om het mestbeleid ingrijpend te willen herzien.
Herbezinning van het mestbeleid
Op het ministerie is men al meerdere jaren bezig met de herbezinning van het mestbeleid. In september van dit jaar maakte minister Schouten de contouren van het nieuwe mestbeleid bekend. Daarbij is het de ambitie om een toekomstbestendig mestbeleid neer te zetten waarmee agrarisch Nederland verder op weg kan gaan naar emissiearme landbouw en kringlooplandbouw, een verdere verbetering van de waterkwaliteit en reductie van broeikasgas- en stikstofemissies. Het nieuwe mestbeleid moet eenvoudiger worden maar moet tevens recht doen aan de verscheidenheid aan agrarische bedrijven. Ook moet het bijdragen aan de innovatiekracht die de agrarische sector kenmerkt en moet het zorgen voor een goede waterkwaliteit en een gezonde bodem. Een ambitieus lijstje met wensen dus. En beleid voor de lange termijn, want Schouten trekt tien jaren uit voor volledige invoering.
Drie pijlers onder een nieuw mestbeleid
Voor melkveebedrijven en de rundvleesveehouderij voorziet het ministerie volledige grondgebondenheid. Schouten wil naar landbouw waarin nutriëntenkringlopen worden gesloten. Ook wil ze landbouw waarbij emissies worden beperkt tot een minimum en tevens de bodemkwaliteit wordt verbeterd. Wie niet helemaal grondgebonden is kan een samenwerking aangaan met een akkerbouwer of andere grondeigenaar. Het idee is dat er dan gegarandeerd mest op de grond van deze andere partij wordt afgezet. Er mag geen mest naar grondeigenaren worden afgevoerd waarmee geen samenwerkingsverband is.
Verplichte afvoer en verwerking van alle mest
Voor niet-grondgebonden (melkvee)bedrijven denkt het ministerie aan verplichte afvoer en verwerking van alle mest. Dus ook al heeft een melkveebedrijf veel eigen grond, als dit niet genoeg is voor alle mest mag op de eigen grond geen eigen mest worden gebracht. Alle mest moet dan verplicht worden afgevoerd en verwerkt tot hoogwaardige mestproducten. Als een melkveehouder toch eigen mest op zijn eigen grond wil brengen kan dit alleen via een samenwerking met bijvoorbeeld een andere melkveehouder of een akkerbouwer. Via zo’n samenwerking kan een intensieve melkveehouder toch grondgebonden worden. Als dit om welke reden dan ook niet lukt, moet alle mest worden afgevoerd naar een verwerker en kan zo’n melkveehouder alleen mestkorrels aanwenden (die wellicht van zijn eigen koeienmest gemaakt zijn).
Gebiedsgerichte aanpak van de waterkwaliteit
De derde pijler is gebiedsgerichte aanpak van de waterkwaliteit. De minister wil kunnen ingrijpen in regio’s waar het grond- of oppervlaktewater van onvoldoende kwaliteit is. In zo’n regio kunnen gebiedsspecifieke regels gaan gelden, zoals beperkingen voor het telen van mais, prei en aardappelen omdat deze uitspoelingsgevoelig zijn. Het nitraatgehalte van het grondwater is nog steeds een probleem op veel zand- en lössgronden. Het is te verwachten dat de minister hier zou willen kunnen ingrijpen. Problematisch voor intensieve melkveebedrijven Verplichte afvoer en mestverwerking voor alle mest zou voor intensieve melkveebedrijven een hard gelag zijn.
Problematisch voor intensieve melkveebedrijven
Verplichte afvoer en mestverwerking voor alle mest zou voor intensieve melkveebedrijven een hard gelag zijn. Dit geldt ook voor gemengde bedrijven. Geen eigen mest op de eigen grond mogen aanwenden
gaat tegen het boerengevoel in.
Dit artikel is afkomstig uit het vakblad Melkveebedrijf. Wilt u verder lezen? Grijp uw kans en maak gebruik van onderstaande actie.