Mest zeven is een tool die regelmatig door dierenartsen en nutritionisten gebruikt wordt om de vertering van het gevoerde rantsoen te evalueren. Er bestaan hier echter geen wetenschappelijke studies over en de interpretatie is niet altijd even simpel en eenduidig. Wil dit dan zeggen dat dit een waardeloze tool is? Zeker niet! Hierbij geven we een kort overzicht op welke dingen je moet letten bij het zelf interpreteren van mest.
Melkkoeien bieden ons zeer veel kansen aan om de mest te evalueren, aangezien ze iedere 1,5 tot 2 uur mest maken en in totaal tot 50 kg mest per dag produceren. De hoeveelheid varieert sterk naargelang de drogestof- en wateropname. Uiteraard heeft ook de passagesnelheid hier een impact op. Mestevaluatie is zeker geen exacte wetenschap. Het zal geen definitieve antwoorden geven op rantsoenvraagstukken. Wel kan het een nuttige tool zijn om ziekte-gerelateerde aandoeningen te diagnosticeren en kan het enkele hints geven over wat er aan het gebeuren is in het spijsverteringsstelsel.
Effecten op mest
Het is erg belangrijk om te wijzen op het feit dat er geen wetenschappelijke publicaties bestaan die specifieke effecten van voeding op de kleur, consistentie of de inhoud van de mest aantonen. Hoe dan ook blijft het nuttig om enkele bekende invloeden op te sommen die als hulp kunnen dienen bij de totale evaluatie van een rantsoen op een bedrijf.
Welke observaties kun je doen?
Veranderingen in de samenstelling van de mest, kunnen veroorzaakt worden door ziektes; maar zullen meestal gerelateerd zijn aan het rantsoen. Waar, wat, hoe en in welke mate een rantsoen is verteerd, zullen de consistentie en de samenstelling van de mest bepalen. Voor de interpretatie ervan is het belangrijk te weten wat waar gebeurt in het maagdarmstelsel van de koe. Het grootste gedeelte van de vertering gebeurt in de pens door fermentatie van eiwit, vezels, en niet-NDF koolhydraten (zetmeel, suiker, …). Deze worden omgezet in zuren. In de dunne darm worden o.a. via enzymen eiwit (DVE), suikers, zetmeel (bestendig zetmeel) en vet afgebroken en opgenomen. In de dikke darm kan er opnieuw fermentatie optreden door bacteriën van ruweiwit, vezel en niet-NDF koolhydraten.
Penswerking
Wat heeft de penswerking nu te maken met de samenstelling van de mest? De pens is het belangrijkste orgaan dat zal bepalen hoe de vezel-lengte van de mestdeeltjes eruit zal zien. Als de penswerking optimaal is, zullen er maar weinig lange vezeldeeltjes het darmstelsel bereiken en vind je er dus geen in de mest.
Wanneer er te weinig effectieve vezels gevreten worden of te veel zetmeel en/of suikers in het rantsoen zitten, zal de penswerking verminderen en er dus een minder goede vertering optreden van de hierboven genoemde nutriënten. Daardoor zal het rantsoen sneller gaan waardoor er onverteerde deeltjes verder zullen komen in het darmstelsel. Als dit ook de dikke darm bereikt, dan zal dit gevolgen hebben voor de samenstelling van de mest. De mest kan schuimend worden en er zullen lange, onverteerde vezels in de mest komen. Wanneer er sprake is van darmbeschadiging (door bijvoorbeeld een te lage pH (zuur) of door hittestress), dan kan men slijmproppen in de mest opmerken. Eigenlijk is dit een reactie van het lichaam om een soort beschermlaag over de beschadigde darmcellen heen te leggen. Slijmproppen kunnen bij alle soorten van mestconsistentie terug te vinden zijn.
Mest zeven
De simpelste manier om te zeven is met een keukenzeef met 1,6 mm openingen. Neem mest van verschillende koeien (3 tot 6 per 100 koeien) uit één rantsoengroep. Spoel daarna zachtjes door de mestdeeltjes en kijk goed uit naar slijmproppen. Wanneer je een te harde waterstraal gebruikt kan het zijn dat deze niet voldoende opgemerkt worden. Er bestaan ook speciaal ontworpen zeven die het mogelijk maken om de mest in verschil-lende fracties op te delen.
Chemische analyses
Naast de puur visuele aspecten van mest is er wel beperkt onderzoek verricht naar de chemische samenstelling van mest. In de Verenigde Staten werd bij verschillende bedrijven mest geanalyseerd op zetmeelinhoud. Deze benadering kan interessant zijn voor het evalueren van hoogzetmeel rantsoenen. In één studie vond men verschillen tussen 0,2 en 38,9 procent zetmeel in mest, waarbij 62 procent van de meststalen minder dan 5 procent zetmeel had en dus aanvaardbaar waren. Er valt wel op te merken dat rantsoenen in de VS doorgaans een veel hoger zetmeelgehalte bevatten dan hier in de lage landen*. Toch is deze tool ook hier nuttig om vertering van zetmeel te evalueren. Maar al te vaak wordt enkel gekeken naar de inhoud van het rantsoen en niet naar de effectieve vertering van nutriënten.
Tekst: Pieter Passchyn, dierenarts – www.milkadvice.be
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad Melkveebedrijf. Het hele artikel lezen?