Uierinfecties komen altijd de uier binnen via het slotgat. Daar wordt de vreemde bacterie meteen herkend, vertelt dierenarts Pleun Penterman. 'Het betekent direct actie: leucocyten komen eraan om de bacteriën onschadelijk te maken.' Met de toename van de hoeveelheid leucocyten stijgt ook het celgetal.
Eigenlijk is dat goed nieuws, geeft Pleun aan. 'De leucocyten kapselen de bacteriën in.' Die willen zich namelijk vermenigvuldigen en de toxinen die ze uitscheiden beschadigen het uierweefsel. 'Bij een subklinische infectie, dus een hoog celgetal weet je dat er wat aan de hand is in de uier, maar aan de melk en aan het kwartier zie je niets.'
Toch wordt er wel degelijk schade aangericht. 'Het kwartier produceert minder melk. Hoe meer leucocyten, hoe meer melkverlies. Het aangetaste uierweefsel kan namelijk geen melk produceren.' Pleun adviseert een melkmonster op te sturen voor bacteriologisch onderzoek en het maken van een antibiogram. 'En dan het hoge celgetal gericht aanpakken.'