De opbrengst van een hectare mais groeit jaarlijks, maar die van grasland stagneert die al jaren. Lagere stikstofbemesting is een verklaring voor die stagnerende opbrengst. Maar toch zijn er mogelijkheden om de grasopbrengst te verbeteren.
De opbrengst van grasland ligt al jaren op zo’n 10 tot 12 ton droge stof (ds) per ha. Die opbrengst is de laatste 30 jaar niet gestegen, schrijft vakblad Veeteelt in een artikel. Anders is dat bij snijmaïs. Hierbij stijgt de opbrengst jaarlijks. De gemiddelde opbrengst was in 1990 nog zo’n 11,7 ton ds per ha, in 2016 lag dat gemiddelde al op 16,4 ton ds per ha. Die groei in opbrengst is vooral te verklaren door de genetische verbetering van maïs. Onderzoeker René Schils schat dat veredeling bij maïs zorgt voor een opbrengstverhoging van zo’n 130 kilo droge stof per ha. Daarnaast zorgen verbeterde teeltomstandigheden voor een groei van zo’n 65 kilo droge stof per ha.
Geen opbrengstverbetering
Ook bij grassen wordt wel gewerkt aan genetische verbetering. De nieuwste rassen van Engels raaigras kunnen jaarlijks zo’n 45 kilo droge stof per ha meer opbrengen. Maar dat je toch geen opbrengstverbetering ziet, is te verklaren door de lagere stikstofgiften. De stikstofgift is de afgelopen jaren met wel 100 kilo per ha verminderd. Elke kilo stikstof meer kan zo’n 10 kilo droge stof per ha meer opleveren. De verlaagde stikstofgift is dus verantwoordelijk voor zo’n 1 tot 1,5 ton minder droge stof per ha minder, zo berekent Schils in het artikel.
Theoretische opbrengst
Toch kun je de grasopbrengst nog wel verbeteren. Theoretisch kan de maximale opbrengst 2 ton droge stof per ha meer zijn. Schils schat dat voor de Nederlandse praktijk het opbrengstpotentieel, bij twee maaisneden en vier tot vijf weidesneden, gemiddeld op zo’n 13 ton ds per hectare ligt. Daarmee ligt de opbrengst zo’n 20 procent onder de potentie. Uit modelberekeningen blijkt dat de maximale opbrengst bij alleen weiden 13 ton ds per ha kan bedragen en bij alleen maaien wel 19 ton ds per ha.
Kansen voor verbetering
Dat gat tussen theorie en praktijk ontstaat door minder optimale omstandigheden: geen optimale bemesting, geen beregening, droogte, schaduwplekken of de aanwezigheid van kopakkers. Voor een individueel bedrijf zijn er wel kansen om de opbrengst te verbeteren: door nauwkeurige bemesting en een uitgekiend graslandgebruik. Door opbrengsten te vergelijken in de Kringloopwijzer kun je samen met een bedrijfsadviseur nagaan waar wat te verbeteren valt.