De kaspositie van melkveebedrijven is in 2017 flink toegenomen. De stand op de rekening-courant steeg met gemiddeld 2.000 euro per maand. Dit gebeurde ondanks normalisering van de aflossingen aan banken, afbouw van crediteuren en kosten voor uitgesteld onderhoud. Het jaar werd gekenmerkt door een stijgende melkprijs als gevolg van de toegenomen vraag naar boter en kaas.
In 2017 werd er 30% meer melkgeld ontvangen dan in 2016, een bedrag van EUR 75.000. Ook de opbrengst uit verkoop (minus aankoop) van vee was hoger door het fosfaatreductieplan. Deze steeg met EUR 5.000 naar EUR 18.700. Dat laatste ging nauwelijks ten koste van de melkproductie doordat veel jongvee werd afgestoten en de productie per koe toenam.
De stand op de lopende rekening van een gemiddeld melkveebedrijf komt eind 2017 uit op bijna 5.000 euro. Dit is een stijging van ruim 6.000 euro in het laatste kwartaal en ruim EUR 24.000 meer dan een jaar eerder. De toename per melkkoe bedraagt circa EUR 240. December zorgde voor een eindsprint. De melkprijs was al goed en daarnaast was vooral uitbetaling van een deel van de toeslagrechten door RVO van invloed. December is door deze uitbetalingen traditioneel een goede maand voor de rekening courant.
Figuur: Het laatste kwartaal van 2017 maakte de kaspositie van melkveehouders een eindsprint.
Positie op de rekening courant weer positief
De ontwikkeling van de stand op de lopende rekening is een resultante van de bij- en afschrijvingen. Ook neveninkomsten en privé-uitgaven zijn verwerkt. Eind oktober was de gemiddelde stand voor het eerst sinds de meting positief. Dezelfde maand een jaar eerder bereikte de stand nog een absoluut dieptepunt van iets meer dan 25.000 euro negatief als gevolg van een lange periode van onbalans tussen inkomsten en uitgaven.
De hectareopbrengsten mais en gras waren hoog en bevatten hoge voederwaarden waardoor in het laatste kwartaal minder mais is aangekocht dan gemiddeld. De melkproductie per koe werd gestimuleerd vanwege de hoge melkprijs. Hierdoor is niet bespaard op mengvoer. 2017 was een goed melkjaar, vooral voor stabiele bedrijven. Het fosfaatreductieplan zorgde voor grote verschillen tussen bedrijven. Bedrijven die hun dieraantallen sterk moesten terugbrengen hebben 2017 als veel minder mooi ervaren. Door de onzekerheid over wetgeving lagen de bedrijfsinvesteringen laag.
Met deze eindsprint in de kasstroom is nog geen echte buffer opgebouwd voor tegenvallers, daarvoor is meer nodig. De hoogte van de benodigde buffer verschilt sterk per bedrijf en is vooral afhankelijk van de kostprijs en de ruimte voor verlaging daarvan. Een veelgebruikte vuistregel is twee tot drie maanden melkgeld. Daarbij is niet zozeer de stand van de RC leidend, maar de ruimte voordat de limiet in de RC is bereikt.
Veel bedrijven zullen belasting moeten betalen dit voorjaar. Vooralsnog ligt de melkprijs boven de gemiddelde kostprijs maar de melkprijs zal naar verwachting gaan dalen. Veel melkveehouders twijfelen dan ook tussen afwachten of investeren in fosfaatrechten. Melkveehouders en adviseurs rekenen daarom aan de opbouw van de kosten voor extra melkproductie. Met deze informatie kunnen ondernemers betere beslissingen nemen.
Voor nadere informatie klik hier! op Agrimatie van Wageningen Economic Research.