Het aantal banen in de land- en tuinbouw steeg in 2014 dankzij een forse toename van het aantal zelfstandigen. Driekwart van de totale groei van het aantal banen van zelfstandigen in de Nederlandse economie kwam zelfs voor rekening van de agrarische sector. De sterke stijging is echter grotendeels het gevolg van een inschrijvingsplicht bij de Kamer van Koophandel per 1 januari 2015 om in aanmerking te komen voor subsidies. De sterke stijging zal dan ook tijdelijk zijn.
Er zijn daarnaast trends die al langer spelen en ervoor zorgen dat het aantal banen niet zal dalen. Door schaalvergroting en een langzamerhand afnemende inzet van gezinsleden wordt een steeds groter beroep gedaan op externe arbeidskrachten. Verdere productiegroei is naast verdere automatisering alleen te realiseren door een nog ruimere inzet van de flexibele schil. Uitdaging daarbij is de toenemende kwantitatieve en kwalitatieve kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt te overbruggen. “Om de kwantitatieve en kwalitatieve kloof op de agrarische arbeidsmarkt te verbeteren en het imago van de sector onder de studenten te verbeteren, kunnen agrarische ondernemers meer stages aanbieden aan studenten en lessen verzorgen op onderwijsinstellingen”, vindt Cor Bruns, sectormanager agrarische productie van ING.
Flexibele schil steeds belangrijker
Vooral door de inzet van de flexibele schil kon de agrarische productie verder toenemen (met gemiddeld 1% per jaar). Het aantal niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten steeg in de periode 2000-2014 met 87%. Het aandeel van bedrijven met niet-regelmatige werkzame arbeidskrachten liep op van 14% naar 61%. ING verwacht dat deze trend naar meer flexibiliteit verder zal doorzetten.
Familieleden werken minder mee, rol partners en externe bedrijfsleiders blijft op peil
In de periode 2000-2014 daalde het aantal regelmatig werkzame arbeidskrachten van 281.000 naar 190.000. Het aantal bedrijven daalde in dezelfde mate, evenals het aantal bedrijfshoofden en meewerkende familie. Het aantal externe bedrijfsleiders bleef echter gelijk en het aantal meewerkende echtgenoten daalde minimaal. Omdat in de loop van de jaren gezinnen kleiner zijn geworden en kinderen werk vonden buiten het familiebedrijf werd een beroep op de flexibele schil onvermijdelijk om al het werk op het boerenbedrijf gedaan te krijgen. “Nederland Landbouwland” is vanwege de flexibilisering en schaalvergroting, maar ook de verder toenemende automatisering en de vergrijzing van de bedrijfshoofden in toenemende mate afhankelijk van goed opgeleide (internationale) arbeidskrachten en managers.
Meer informatie
ING
W.: www.ing.nl