Staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken heeft met de melkvee- en zuivelsector overeenstemming bereikt over de invulling van het fosfaatrechtenstelsel. De gemaakte afspraken moeten ertoe leiden dat de in Nederland geproduceerde hoeveelheid fosfaat – als bestanddeel van mest – weer onder het Europese maximum komt, en blijft. Het fosfaatrechtenstelsel gaat op 1 januari 2017 in.
De afgelopen maanden is met LTO Nederland, de Nederlandse Zuivelorganisatie, het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, Netwerk GRONDig en de Stichting Natuur en Milieu uitvoerig overlegd over de uitwerking van het fosfaatrechtenstelsel. Uitgangspunt van het stelsel is dat boeren alleen fosfaat mogen produceren – en dus melkvee mogen houden – als ze voldoende fosfaatrechten hebben. Alle melkveebedrijven krijgen per 1 januari 2017 een hoeveelheid fosfaatrechten toegekend op basis van het aantal gehouden koeien op 2 juli 2015, de datum waarop het fosfaatstelsel werd aangekondigd. De totale hoeveelheid rechten die op deze manier wordt toebedeeld is echter te groot om de fosfaatproductie weer onder het Europese maximum te brengen. Daarom is het inkrimpen van de melkveestapel onvermijdelijk. Dat gebeurt via het afromen van fosfaatrechten.
Grondgebondenheid
Bij de invoering van het stelsel wil de staatssecretaris extensieve, grondgebonden bedrijven zoveel mogelijk ontzien. Boeren met veel grond in verhouding tot het aantal koeien – en die dus geen aandeel hebben in het fosfaatoverschot – krijgen extra rechten. Zij worden daarmee minder zwaar getroffen bij de inkrimping van de melkveestapel die noodzakelijk is om de fosfaatproductie onder het Europese maximum te brengen. Melkveehouders krijgen tot begin 2018 de tijd om hun fosfaatproductie via natuurlijk verloop in te krimpen.
Fosfaatplafond
In 2015 is in Nederland in totaal 176,3 miljoen kilo fosfaat geproduceerd. Dat is 3,4 miljoen kilo boven het door Europa vastgestelde fosfaatplafond. Dat betekent dat op basis van deze cijfers de fosfaatproductie in de melkveehouderij met 4 procent moet worden ingekrompen. Omdat grondgebonden bedrijven en knelgevallen worden gecompenseerd, zal het uiteindelijke afromingspercentage op bedrijfsniveau tussen 4 en maximaal 8 procent liggen. Het exacte afromingspercentage wordt op 1 juli 2017 vastgesteld.
Door de mest- en fosfaatproductie weer in lijn te brengen met de Europese regels behoudt Nederland de vrijstelling (derogatie) op basis waarvan meer dierlijke mest per hectare gebruikt mag worden. Bij verlies van deze vrijstelling zou de sector extra kosten moeten maken, onder andere voor het verantwoord afvoeren van mest en voor het aanvoeren van extra kunstmest. Indicatief zijn die kosten berekend op € 100 miljoen per jaar.
Register
Melkveehouders die hun bedrijf beëindigen of die minder koeien willen houden kunnen de rechten die daarmee vrijkomen onderling verhandelen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zal dit bijhouden in een register. Bij iedere transactie komt 10% van de overgedragen rechten te vervallen. Dit draagt bij aan de reductie van fosfaat. Zodra de fosfaatproductie weer onder het Europees plafond is gebracht, zal RVO de rechten die via transacties zijn afgeroomd opnieuw uitgeven aan bedrijven die aan nader te bepalen voorwaarden voldoen.
Noodzakelijk
Staatssecretaris Van Dam erkent dat de invoering van het fosfaatstelsel ingrijpende effecten heeft voor de melkveehouderij. “Gelet op de overschrijding van het fosfaatplafond is ingrijpen echter noodzakelijk. Met dit stelsel weten we zeker dat we de mestproductie terugdringen en dat we ook in de toekomst niet hoeven te vrezen voor overschrijding van het plafond. Daarbij worden grondgebonden bedrijven zoveel mogelijk ontzien. Met dit stelsel creëren we duidelijkheid voor de komende jaren en daar is iedereen in de sector bij gebaat.”